Aannemer George Jacob Will 

Links de gymnastiekzaal ca. 1910-1920 (eerst refter, daarna geschutgieterij en nu Statenzaal). Prentbriefkaart – KZGW, Zelandia Illustrata, Collectie Prentbriefkaarten nr. 3175

In 1856 werd timmerman George Jacob Will (1812-1893) door het gemeentebestuur aangesteld als tegenschatter, wat tegenwoordig taxateur zou heten. Toen de schoolcommissie eind 1864 bij het gemeentebestuur aandrong op de inrichting van een gymnastieklokaal en zij daarvoor de voormalige geschutgieterij, ooit de refter van de Norbertijnen en toentertijd opslagruimte voor gemeentegoederen (en nu Statenzaal) op het oog hadden, werd Will gevraagd daar eens bedragen voor te noemen. Hij meende dat een dergelijke inrichting ƒ 3.400 tot ƒ 3.600 zou gaan kosten. Daar kwam bij dat ook de inspecteur van het middelbaar onderwijs zich had gemeld. Nu het erop leek dat in februari 1867 een HBS in Middelburg van start zou gaan, moest daar ook gymnastiekonderwijs voor geregeld worden. Van de hand van gemeentebouwmeester Cornelis Krijger (opgeleid aan de Teeken Akademie) lag op de gemeenteraadsvergadering van 28 december 1864 een verslag voor waarin hij de ontruiming van het pand en de inrichting tot schoolgebouw beschreef. Hij meende dat voor deze werkzaamheden ƒ 2.500 benodigd zouden zijn. Het voorlopig eind van de beraadslaging in de gemeenteraad was de toewijzing van de ruimte, maar het bedrag werd aangehouden. Het lokaal zou er komen. 

In feite was timmerman George Jacob Will een aannemer met vermoedelijk een redelijk groot bedrijf. Zijn nieuwbouwproject met drie panden op de hoek Lange Delft en Lange Burg begonnen in april 1859 was in december al zover dat hij tot verkoop of verhuur overging. Hij durfde ook op grote bouwprojecten in te schrijven. Een mooi -letterlijk- voorbeeld is het nieuwe Gasthuis, ontworpen door de stadsbouwmeester (en ook Teeken Akademie leerling en docent) Gerhardus Hendrik Grauss (1807-1862). Eind 1862 lagen 5 inschrijvingen ter tafel waarvan die van Will met ƒ 94.590 de hoogste was. Het verschil met de laagste inschrijving bedroeg meer dan ƒ 20.000 en de bouw ging zijn neus voorbij. De opdracht ging naar Petrus Wolterus Schrauwen uit Montfoort die bij de uitvoering onder meer door de strenge winter van 1864-1865 in de problemen kwam en failliet ging. 

Een belangrijke activiteit van Will lijkt een vorm van makelaardij. Voortdurend adverteerde hij in de Middelburgsche Courant met huizen die te koop of te huur waren, waarbij hij als tussenpersoon fungeerde. Woning- of kamerzoekenden meldden zich ook bij hem, waardoor hij ook ‘woonruimte gevraagd’ advertenties plaatste. Hoezeer goed water gezocht was, bleek uit een advertentie waarin een regenbak te huur werd gevraagd. Gebruikelijk was dat aannemers ook in afbraak deden, wat bij Will maar mondjesmaat uit de advertenties bleek. Bijzonder in die categorie is de advertentie van 24 juni 1873 waarin hij een nette predikstoel, twee koperen kronen, vier dito lustres (= hanglampen of kleine kronen), 32 blakers en vier kerkramen aanbood, vermoedelijk het resultaat van een sloop. Onduidelijk is dan van welke kerk deze materialen afkomstig zijn. 

Zoals het een vakman en succesvol ondernemer betaamde, vervulde George Jacob Will in het Middelburgse (zakelijke) verenigingsleven verschillende functies. Ook binnen de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen was hij een vooraanstaand lid en werd in 1880 gekozen in de Commissie tot oprichting van een ambachtsschool om toe te zien op de kwaliteit van het timmeronderwijs, naast P. Ragut voor het smidswerk en J.J. Worrell voor de schildersopleiding.

Arnold Wiggers

Stadstekenklas 2022-2023

Middelburg 16 november 2022

Stadstekenklas 2022-2023 Groep 6 Het Talent – Foto A. Wiggers

De Stadstekenklas 2022-2023 is bekend: Groep 6 van de Archipelschool Het Talent. De jury bestaande uit Marjan Ruiter, Hannie Kool-Blokland en Giel Louws waren unaniem van mening dat Groep 6 van Het Talent de meest inspirerende inzending heeft gedaan. ‘Goed beargumenteerd en overtuigende voorbeeldtekeningen’, zo staat in het juryrapport.

De klas van juf Marloes van der Vlies reageerde met gejuich op de bekendmaking. Met enthousiasme namen de 13 leerlingen de handgemaakte schetsboekjes en Teeken Akademie potloden in ontvangst om ‘hun Middelburg’ te kunnen tekenen.

De leerlingen gaan samen met kunstenares Liesbeth Labeur aan de slag. De wijze waarop rond 1800 tekenen werd onderwezen vormt het uitgangspunt: eerst natekenen van prenten, dan het tekenen van voorwerpen en tenslotte tekenen naar de natuur. Dat laatste staat dit seizoen letterlijk op het programma, want het thema is ‘Groen in Middelburg’. 

Het tekenonderwijs gebeurt buiten de klas op locatie, waaronder het Zeeuws Museum.

Tegen de zomervakantie zullen de resultaten tentoongesteld worden in ZB Bibliotheek van Zeeland.

Fijnschilder Bergman

Over het cadeau van de Zeeuwen aan koning Willem III bij zijn 25-jarig jubileum in 1874 heb ik het eerder gehad. J.J. Worrell en G.W. Bergman schilderden 112 gemeentewapens voor het boek waarin maar liefst 15.000 namen van contribuanten stonden opgetekend. Het was dan ook niet niets, de nautilusbokaal die de koning van zijn Zeeuwse onderdanen kreeg. Hieronder staat een link, want de afbeelding mag niet zonder meer gepubliceerd worden.

Gijsbrecht Willem Bergman was de zoon van Willem Bergman en Elisabeth de Feijter, geboren in 1819 in Middelburg. Als zoon van een passementmaker (versierselen op uniformen) bezocht hij de Teeken Akademie. Met succes, want hij kreeg vijf keer een prijs. Met de prijs uit 1836 is wat bijzonders aan de hand. Blijkbaar zou de band op 28 mei 1817 uitgedeeld worden, althans die datum is nog steeds op het schildje op de achterkant te zien. Bergman zal er niet mee gezeten hebben of de band nu wel of niet tweedehands was: de inhoud, het boek De Lairesses Groot schilderboek uit 1740, was dat zeker. De band is keurig bewaard gebleven en is sinds 1985 in de ZB.

Bergman heeft in de zaak op de Balans van J.C. Gaal, dirigerend lid van de Teeken Akademie, gewerkt en in 1849 samen met collega J.A. Nellen diens Schilders-Affaire overgenomen. Binnen een jaar was die samenwerking ter ziele en gingen ze ieder met een eigen bedrijf verder. Bergman startte op de Haringplaats en vestigde zich later aan de Nieuwe Haven. 

Naast de ‘grote kwast’ nam Bergman ook het fijnere, decoratieve werk, waaronder beletteringen, voor zijn rekening. Door de jaren heen deed hij verschillende bijzondere opdrachten, zoals het album voor de koning, een drietal borden met adressen van middenstanders en bedrijven die in 1876 bij de Koningsbrug te vinden waren en een versierde preekstoel in de katholieke kerk bij het 25-jarig priesterjubileum van P.C. Groen (1878). De vaandels voor de fanfare Accelerando (1883) uit Sint Annaland en muziekvereniging Hooger zij ons doel uit Sint Maartensdijk (1884) waren ook door hem geschilderd. Bij het 25-jarig jubileum in 1890 van de HBS ‘penseelde’ hij 5 schilden die verschillende schoolvakken verbeeldden. En voor de stand van de azijnfabriek van A.A. Mes Gz. op de reis- en hoteltentoonstelling in Amsterdam in 1895 deed hij het schilderwerk. Zou de firma daar het idee van hun Jugendstil pand in de Pijpstraat (1900) hebben opgedaan? 

Middelburg, Pijpstraat 23, voormalige azijnfabriek A.A. Mes Gz. uit 1900. Foto: Werkgroep Industrieel Erfgoed Zeeland

Het schildersbedrijf -sinds 1884 in de Lage Gortstraat- van Bergman werkte waarschijnlijk met een enkele vaste knecht en een paar knechten die voor het schilderseizoen (als er buiten gewerkt kon worden) aangenomen werden. Incidenteel gaf hij ook les op de Ambachtsschool.

In 1885 stierf Bergmans vrouw Pieternella Catharina Maria de Troije na een (kinderloos) huwelijk van 40 jaar. Bergman vond nieuw geluk bij Maria Catharina Hendrikse, die hoogzwanger als 30-jarige op 1 mei 1896 het jawoord gaf aan de 77-jarige fijnschilder. Hij erkende bij die gelegenheid haar driejarige dochtertje en op 30 juni werd hij vader van Gijsbregt Willem. Op 9 april 1912 werd de naam van de bijna 93-jarige schilder in het overlijdensregister opgetekend.

Arnold Wiggers

Link Nautilusbokaal in de Koninklijke Verzamelingen:

https://www.koninklijkeverzamelingen.nl/collectie-online/detail/fa82791e-c57e-5625-9ac1-9fbe7ea94739

Net echt marmer schilderen

Als er ergens in Middelburg sprake is van marmer nabootsen dan is het wel in de Oostkerk. 

Een vak apart. François Machenaud jr. kon het in elk geval.* 

François geboren in 1852 was de zoon van François Machenaud (1825-1911) en Josephina Catharina van der Heijde (1821-1904). Vader François was de jongste van drie kinderen die zonder erkende vader ter wereld kwamen en door Margrietha Catharina Machenaud alleen werden opgevoed. Een ouder broertje volgde de Teeken Akademie op kosten van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Of François op de academie ging, is niet meer na te gaan. 

François jr. bezocht de school in de St. Pieterstraat wel. In 1866 kreeg hij een eervolle vermelding. In het allerlaatste jaar dat de Teeken Akademie lessen verzorgde en prijzen uitdeelde, 1867, kreeg hij een kleine koperen medaille in de klasse naar ornament, eerste afdeling. 

François sr. vestigde zich in 1871 als meester schilder in de Nieuwstraat. François jr. zal bij andere meesters in de leer zijn geweest om uiteindelijk bij vader in de zaak te gaan. De timmermansdochter Helena Catherina van der Harst (1855-1942) dreef vanuit dat adres na haar huwelijk in 1881 met de jonge François een naaiatelier. Het huwelijk bleef kinderloos.

Zoon werd op den duur medefirmant, wat ze wereldkundig maakten in een advertentie in de Middelburgsche Courant van 7 maart 1887.

François jr. had inmiddels naam gemaakt met zijn kunde in het schilderen van ornamenten. De Firma L. Vogel in Middelburg produceerde met succes brandkasten. De gemeente Veere had er een besteld om daarin de beroemde beker van Maximiliaan te exposeren. In november 1884 was die kast klaar en werd vol trots getoond aan belangstellenden, waaronder de krant. Vuur en inbraakvrij, dat sprak van zelf. De hoogte bedroeg 135 cm en de diepte 57 cm. Gedragen werd de kast door leeuwenklauwen en gedekt door kunstig snijwerk van G.J. den Hollander. De wapens van Bourgondië en Egmont, als graaf van Buren, waren op de kast aangebracht door François jr. De eigenlijke bewaarplaats van de beker in de kluis was van spiegelglas met een loket waarin de giftbrief bewaard kon worden 

Door de jaren heen werd François jr. ingezet bij het ontwerpen en schilderen van jubileumborden en bijzondere interieurs zoals de verbouwde Stadsschouwburg in 1894. De erepoort in 1894 op de Rouaanse Kaai -waar hij inmiddels woonde- ter gelegenheid van het bezoek van de Emma en Wilhelmina (de Koninginnen) aan Middelburg kwam uit zijn koker, evenals het bord boven het huis van de W. Polman Kruseman in de Molstraat. De ‘gebrandschilderde ramen’ in de Engelse kerk ter gelegenheid van Victoria’s 50-jarig ambtsjubileum in 1898 verzorgde hij ook; in feite opgeplakt papier.

Zijn kennis deelde hij graag: hij adverteerde met cursussen ‘nabootsen in hout- en marmer ornamenten schilderen’ en ‘teken- en letterschilderen’. 

Nu maar hopen dat het monumentaal geschilderde marmer in een voor iedereen toegankelijke Oostkerk te bewonderen blijft. 

Arnold Wiggers

* Het is onbekend of F. Machenaud jr. dat ook in de Oostkerk deed.

de kluis met beker van Maximiliaan – Zeeuws Archief, Historisch-Topografische Atlas Veere (HTAV), nr 1538

Sober en onomkoopbaar

Erasmus II Quellinus, Manius Curius Dentatus, de geschenken hem door de Samnieten aangeboden, versmadende, 1671. Schilderij in 1788 door Isaak Winckelman aangeboden aan de Teeken Akademie. Foto uit de catalogus Lepke, Berlijn, veiling 19-11-1910, kavel nr. 149 – Bron: RKD

Zou Izaak Winckelman met zijn gift in 1788 van het schilderij ‘Marcus Curius Dentatus, de geschenken hem door de Samnieten aangeboden, versmadende’ een signaal hebben willen afgeven? 

Izaak Winckelman (1723-1796) kwam in Vlissingen ter wereld, wat de familie niet weerhield om hem in Middelburg naar de Latijnse school te sturen. Zoals gebruikelijk verliet hij deze school met een in de Wandelkerk uitgesproken oratie, waarin hij toch wel even wilde stilstaan bij zijn geboortestad. De rede heette Laus Flissingae (Vlissings lof). Studeren deed hij vervolgens in Groningen, waar hij promoveerde in de rechten. Terug in Vlissingen bekleedde hij het secretarisambt, werd burgemeester en maakte deel uit van verschillende staatscommissies. In 1771 ontmoette hij zoveel weerstand in de Vlissingse raad dat hij zijn functies neerlegde. Wonen ging hij ’s winters in Middelburg, terwijl de zomers werden doorgebracht op het buiten Triton, vlak bij Der Boede onder Koudekerke. Gehuwd was hij met Magdalena Johanna Schorer en na haar overlijden in 1766 trouwde hij in 1770 de Vlissingse burgemeestersdochter Susanna Johanna de Chuy. In de Middelburgsche Courant komt hij in 1778 voor als commissaris-generaal, wat waarschijnlijk duidde op zijn functie als ontvanger van de 100ste en 200ste penning. Winckelman betrokken bij verschillende genootschappen, waarvan het voorzitterschap van het Zeeuwsch Genootschap, destijds gevestigd in Vlissingen, de hoofdmoot van zijn activiteiten uitgemaakt zal hebben.  

M van Manius (en niet Marcus, zoals zijn naam vaak fout geïnterpreteerd is) Curius, bijgenaamd Dentarius – hij zou met tanden geboren zijn – leefde in de derde eeuw voor Christus en was een Romeins militair en politicus. Afkomstig uit de stand van Plebejers (= niet adelijken) stond hij pal voor deze bevolkingsgroep. In de oorlog tegen de Samnieten zou een delegatie hem hebben willen omkopen, maar de Romeinse veldheer had meer belangstelling voor de rapen die hij aan het roosteren was. Hij heerste liever over de bezitters van goud dan het goud zelf te bezitten, zo zou hij gesproken hebben. In de Romeinse geschiedschrijving wordt zijn onkreukbaarheid en sobere levensstijl geroemd.   

Het schilderij met Manius Curius en de Samnietische delegatie dat Winckelman bij het 10-jarig bestaan aan de Teeken Akademie aanbood was van Erasmus II Quellinus (1607-1678) uit 1671. Deze schilder uit een Antwerpse schildersfamilie was het toonbeeld van de Contra-Reformatie, wat niet wegnam dat hij ook werk heeft geleverd voor het nieuwe stadhuis van Amsterdam, het Paleis op de Dam. Laat hier nu ook van Govert Flinck een net iets ouder schilderij (1666) hangen dat hetzelfde verhaal van Manius Curius en de Samnieten verbeeldt. Om het bij Nederlanders te houden, Jan Steen heeft zich eveneens over de stof gebogen. 

Het schilderij van Winckelman ging in 1902 naar de veiling van Frederik Muller in Amsterdam waar het ƒ 150 opbracht. Koper was F.M. Schaffer. Vervolgens dook het schilderij in 1910 op bij veilinghuis Lepke in Berlijn. Hoewel een kunsthistoricus in 1988 het werk in Antwerpen situeerde, is het na 1910 niet meer afgebeeld wat het ergste doet vrezen. 

Arnold Wiggers

Allegorie op de Vrede van Münster (1648)

Adriaen van Nieulandt, Allegorie op de vredestijd onder stadhouder Willem II, 1650. Olieverf op doek, 136 x 105 cm – Rijksmuseum SK-A-1995

De laatste keer dat het schilderij uit de titel van Adriaen van Nieulandt (1587-1658) in Middelburg voor het publiek te zien was, zal op de Oranjetentoonstelling van in 1898 geweest zijn. Prinses Wilhelmina werd in dat jaar op 31 augustus 18 en besteeg de troon, wat uitgebreid gevierd werd, ook in Middelburg met optochten, vuurwerk en een tentoonstelling. 

Het Zeeuws Genootschap nam het voortouw tot het inrichten van een tentoonstelling in zijn pand aan de Wagenaarstraat, of preciezer, in de Zelandia-Illustrata Zaal in de aanbouw, waar nog steeds Bibliotheek boven de buitendeur staat. Een provincie brede commissie met klinkende namen werd opgetuigd om het geheel cachet te geven. De tentoonstelling die op 21 augustus plechtig werd geopend was afgeladen met allerlei Oranje-parafernalia; portretten, serviesgoed, vaandels, munten, penningen, archiefstukken en dat schilderij van Van Nieulandt. De foto’s getuigen ervan. De Middelburgsche Courant kwam kijken en de recensie was minzaam. Druk was het niet, schreef de redacteur. Toch zouden tot 5 september 1003 personen een kaartje kopen. Met een doorsnee prijs van ƒ 0,25 kon dat niet verhinderen dat er verlies gedraaid werd. 

Er werden niet alleen Genootschapsspullen getoond. In de kranten was nadrukkelijk onder het lezende publiek naar interessant materiaal gevraagd. Links en rechts was ook bij archieven geleend. De Teeken Akademie zond een topstuk in. Bij het overlijden van mr. Nicolaas Cornelis Lambrechtsen van Ritthem in 1823 bleek deze de academie met een bijzonder schilderij bedacht te hebben, een Allegorie op de vredestijd onder stadhouder Willem II, zoals het tegenwoordig heet. Nu was Lambrechtsen tot aan zijn dood de drijvende kracht achter het Genootschap geweest, dus was het helemaal mooi dat dit schilderij in het Museum van het Genootschap voor de duur van de tentoonstelling kwam te hangen. Ietwat vreemd is het wel dat uitgerekend Lambrechtsen dit schilderij bezat. In de Patriottentijd was hij nogal op de hand van de Patriotten geweest, wat hem in 1787 op plundering van zijn huis in Vlissingen door het Oranjegepeupel kwam te staan. 

De allegorie op de Vrede van Münster, geschilderd in 1650, is een imposant schilderij met een enorme, bewerkte lijst, op zichzelf al een kunstwerk, vandaar dat eigen registratienummer. Het doek toont Frederik Hendrik (die de Vrede net niet mee zou maken) op een triomfwagen, getrokken door de maagden Rechtschapenheid, Fierheid, Rechtvaardigheid en Voorzichtigheid. Op de wagen personificaties van Vrijheid, Godsdienst, Victoria, de Republiek en de Nederlandse Leeuw. Linksonder staan Minerva, Venus en Juno te wachten. Op de voorgrond ligt Oorlog geboeid en ook de grote rivieren komen op het schilderij terug. Helemaal rechts achter de bazuinspeler kijkt Van Nieulandt de beschouwer aan. Linksboven krijgt Willem II (die in hetzelfde jaar 1650 onverwacht kwam te overlijden) uit handen van Vrede de olijftak. 

Ook dit schilderij werd eind 1902 naar Amsterdam vervoerd waar het op 9 december in de veiling bij Frederik Muller van eigenaar verwisselde. Het schilderij werd afgehamerd op ƒ 930 en met alle extra kosten mocht het Rijsmuseum voor ƒ 1.070 zich de nieuwe eigenaar noemen. 

Arnold Wiggers

Gezicht op de Zeeuwse Oranje-tentoonstelling, 21 augustus – 5 september 1898 in het Museum van het Zeeuws Genootschap ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Links aan de wand het schilderij van Van Nieulandt uit 1650 – Zeeuws Archief, KZGW ZI-III-0370-1
Gezicht op de Zeeuwse Oranje-tentoonstelling, 21 augustus – 5 september 1898 in het Museum van het Zeeuws Genootschap ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Op de achterwand hangt het tapijt met het portret van Willem van Oranje, het sluitstuk van de reeks wandtapijten besteld door de Staten van Zeeland voor hun vergaderruimte in de Abdij – Zeeuws Archief, KZGW ZI-III-0370-2

Dürer, Gossaert, Van der Weyden of …

Aert van den Bossche (toegeschreven aan) (volgens Rijksmuseum) / Rogier van der Weyden (navolger van) (volgens Mauritshuis), Augustinus offert aan een afgod van de Manicheeërs, olieverf op paneel, ca 1480 – Mauritshuis inv.nr. 844 (bruikleen van het Rijksmuseum, inv.nr. SK-A-2057)

In het jubileumboek ‘Om prijs en plaats’ uit 2004 schreef Jan de la Hayze over de 7 oude schilderijen uit het bezit van de Teeken Akademie die in 1902 bij Frederik Mulder in Amsterdam werden geveild. Is er iets ter aanvulling te vinden? Over Joachim de Beuckelaers De Vismarkt schreef ik eerder. Ook bijzonder: een kostbaar, anoniem gotisch schilderij. 

De Middelburgse regent mr. Willem Aarnout Kien van Citters (1756-1794) schonk in 1787 bij het betrekken van het Museum Medioburgensis een -naar men destijds dacht- echte Albert Dürer, ‘Salomon die aan de afgoden offert’. Dürer viel als maker al snel af. In de loop van de negentiende eeuw kwam Jan Gossaert van Mabuse bovendrijven, totdat Frederik Nagtglas daar vraagtekens bij zette. Victor de Stuers, de grote restauratiearchitect en kenner van de gotiek, meende zelfs een signatuur op het schilderij ontdekt te hebben: Bus of Buys, maar wie dat dan geweest moest zijn, bleef onduidelijk. Het werk werd in de catalogus van Müller in 1902 maar toegeschreven aan een Primitieve Vlaamse Meester. 

Het Rijk bood € 5.900 en het stuk ging naar het Rijksmuseum. Volgens de IISG-koopkrachtformule zou dat nu zo’n € 85.000 zijn. Veel geld; maar beslist onvoldoende, mocht het heden ten dage op de markt komen. In 1948 werd het paneel van 97 x 68 cm in bruikleen gegeven aan het Mauritshuis. Behalve vervaardiger, werd ook de voorstelling heroverwogen. Volgens de laatste inzichten kijken we naar Augustinus die een offer brengt aan een afgod van de Manicheeërs. Nog in de jaren ’90 heette de maker een onbekende meester die het werk rond 1480 geschilderd zou hebben.

Wie de sites van beide instellingen bezoekt, verwacht dezelfde informatie aan te treffen over het schilderij. Inderdaad vermelden beide dat Kien van Citters bezitter van het werk is geweest. Na hem zou mr. Nicolaas Cornelis Lambrechtsen van Ritthem (1752-1823) het stuk bezeten hebben en het aan de Teeken Akademie hebben gelegateerd. Zo ging het echter niet. Hier zal het Rijksmuseum 2 schilderijen door elkaar hebben gehaald, waarover een andere keer meer. Over de voorstelling (Augustinus) en het jaar van vervaardiging (1480) zijn de instellingen het eens, zij het met een vraagteken. 

De vervaardiger is andere koek. Het Mauritshuis voert nu op basis van een toeschrijving in een catalogus uit 2004 een navolger van Rogier van der Weyden op. Het Rijksmuseum heeft een uitgebreide documentatie op zijn website staan waarin de Brusselse schilder Aert van den Bossche als meest waarschijnlijke vervaardiger wordt aangewezen. Onderzoek leverde op dat ‘ons’ schilderij onderdeel van ten minste een drieluik geweest is waarvan de andere delen in Dublin en Parijs zijn. Op de laatste is ook een nog niet geheel afgebouwde Brusselse kerktoren te herkennen, die tussen 1480-1485 werd voltooid. De datering is goed onderbouwd.

Een bruikleen, dus op zaal? Welnee. Dit schilderij uit de boedel van de Teeken Akademie is net als de Vismarkt tot het depot veroordeeld. 

Arnold Wiggers

Blik op de Vismarkt (maar niet in Middelburg)

Joachim Beuckelaer, De Vismarkt, olieverf op doek, gesigneerd en gedateerd 1574 – Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, inv.nr 814

Nu het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (KMSKA) na jaren verbouwen eindelijk weer geopend is en lovende kritieken krijgt voor de nieuwe inrichting wordt het tijd daar eens rond te kijken. Al was het maar omdat er een lijntje met de Teeken Akademie is: De Vismarkt van Joachim Beuckelaer (1530-1575). Helaas niet op zaal, maar de website van het museum maakt het mogelijk om in het depot te kijken, of nou ja, te zien wat er nog meer is. 

Marie de Man is de enige bron over de komst van het werk naar De Teeken Akademie. In 1921 heeft zij uit het notulenboek opgetekend dat het in 1793 werd geschonken. Helaas vermeld ze niet door wie. Bijna twintig jaar later op 17 mei 1940 gingen de oudste notulenboeken met het Stadhuis in de grote stadsbrand ten onder, dus blijft de schenker een raadsel. 

Beuckelaer was een Antwerpse schilder, dus zo verkeerd hangt het werk in het KMSHKA niet. Maar jammer is het tòch dat De Vismarkt (gesigneerd en gedateerd 1574) niet meer in Middelburg hangt. Dat heeft het na het stoppen van de lessen in 1867 nog wel een poos gedaan, net zoals de andere oude schilderijen en portretten die vooral om na te tekenen in het schoolgebouw hingen. Omdat het gebouw nog tot 1893 in eigendom was en gewoon als school in gebruik bleef, zullen de werken er voorlopig gebleven zijn. De meest bijzondere schilderijen waaronder het werk van Beuckelaer werden in 1889 in het Kunstmuseum ondergebracht. Bij de verkoop van het gebouw in 1893 verhuisden de nog aanwezige spullen naar het Museum van het Zeeuws Genootschap om op de duur geschonken te worden. 

Jammer genoeg voldeed het Kunstmuseum in het Schuttershof niet: het glazen dak bleef lekken en te vaak moest er met stukken gesjouwd worden om plaats te maken voor een tijdelijk evenement. In 1902 werden de stukken teruggehaald om te verkopen. Een schoorsteenstuk van J.H. Koekkoek vond onderhands een koper en de overige 7 schilderijen werden door Frederik Muller in Amsterdam geveild.

De Vismarkt van Beuckelaer ging voor ƒ 700 naar de heer De Coninck. Aan zijn naam te zien zal het een Vlaming geweest zijn, die mogelijk deel uitmaakte van de vereniging Artibus Patriae, een club van notabele Antwerpenaren die kunst kocht om aan het KMSKA te schenken. Het kan ook dat hij in opdracht van het Artibus-lid Oscar Nottebohm heeft geboden, die het schilderij meteen in 1902 heeft geschonken. Oscar Nottebohm (1865-1835) was een telg uit een rijke familie die vele mecenassen voor de Sinjorenstad heeft voortgebracht. 

Nog even voor de goede beschouwer. Kunsthistorie zien in het werk De Vismarkt van Joachim Beuckelaer behalve een vismarkt, allerlei verwijzingen naar de standenmaatschappij, religie en erotiek. En ook vooral een mogelijkheid om mooie vrouwen af te beelden.

Arnold Wiggers

Bij een verjaardag

‘Een aanmerkelijk en der bijzondere viering wel waardig tijdstip voorzeker!’. Twee keer lezen en het wordt duidelijk dat het hier om een lang geleden jubileum gaat. Op woensdag 1 oktober 1828 werd herdacht dat precies 50 jaar eerder de eerste officiële bijeenkomst plaatsvond van het bestuur van wat later Teeken Akademie ging heten. 

Aan de hand van het verslag in de Middelburgsche Courant van 4 oktober krant kunnen we het verloop van de avond volgen. Eerst maar eens over het tijdstip. Omdat ook de leerlingen uitgenodigd waren en deze overdag zullen hebben moeten werken, was de vergadering in de avonduren. Waar de bijeenkomst was staat niet in de krant, maar vermoedelijk zal het in het Museum Medioburgensis in de Latijseschoolstraat / hoek Lombardstraat zijn geweest. De deuren zullen vroeg in de avond opengegaan zijn, maar voor wie dan?

De vergadering werd geopend door de voorzitter Leonard Cornelis van Sonsbeeck, tevens wethouder. Zoals steeds in deze jaren was de gouverneur (commissaris des konings in Zeeland) en de burgemeester van Middelburg aanwezig, naast uiteraard ook de overige dirigerende (6 mannen) – en honoraire leden. Hoeveel van deze 116 mannen (inclusief een vertegenwoordiger van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen) en 11 vrouwen aanwezig zullen zijn geweest, is onbekend. De tekenmeester Johan Godfried Geijp maakte deel uit van het bestuur en de overige 4 leerkrachten zullen eveneens bij de opening geweest zijn. Of de nog in leven zijnde primussen, de sinds 1787 met de jaarlijkse ereprijs in tekenen of bouwkunde onderscheiden ex-leerlingen (de lijst kende 46 namen) al toegelaten waren, is onduidelijk.  

Na het openingswoord door de voorzitter kreeg thesaurier Ernestus Petrus Cremer Jz. het woord. Vermoedelijk heeft hij over het afgelopen jaar een batig slot kunnen afkondigen, want de academie zat deze jaren weer in de lift. Omdat tijdens de vergadering ook de jaarlijkse prijzen uitgedeeld werden aan de beste leerlingen, werden vervolgens de briefjes der bekroonde winnaars geopend. Hoe zat dat? De leerlingen hadden hun tekeningen voor de jaarlijkse competitie onder een motto ingeleverd, zodat de jurering anoniem kon. Tegelijk hadden ze een gesloten enveloppe overhandigd met het motto aan de buitenkant en hun naam binnenin. Toch zullen de dirigerende leden de uitslag al gekend hebben, immers in de later op de avond uit te delen boeken stonden de namen van de prijswinnaars keurig geschreven!

De deuren gingen nu open voor de leerlingen. Meer dan 100 jongens hadden gebruik gemaakt van de gebruikelijke wintercursus en van de recent ingevoerde zomercursus. Hoeveel er werkelijk aanwezig waren is giswerk. Onder hen zal menigeen verveeld hebben geluisterd naar de toespraak van secretaris Pieter Herklots. Deze ging gloedvol in op het ontstaan, de moeilijke jaren na het vorige jubileum in 1803 en de hervonden kracht na 1815, onder meer door een aanwas van honoraire leden en belangrijke schenkingen. 

Eindelijk was het tijd voor de prijsuitdelingen. De gouverneur en de burgemeester deelden met een toespraakje de medailles vanwege de koning uit, respectievelijk aan Martinus Pauwelsen (tekenen) en Willem Johannes Koen (bouwkunde). De voorzitter gaf een buitengewone prijs aan Cornelis Kimmel, een zilveren medaille namens de Teeken Akademie. Aan Pieter Herklots vervolgens de eer om de overige prijswinnaars naar voren te roepen. De vergadering afsluitend deed hij een heilbede, waarin hij preludeerde op het 100-jarig bestaan. 

De aanwezigen verplaatsten zich vervolgens naar de voor het jubileum ingerichte tentoonstelling. De krant weet dan nog te melden dat de leerlingen de avond in’ onderlinge feestviering’ doorbrachten. 

Arnold Wiggers

Cornelis Kimmel (1804-1877), Een Arnemuidse visvrouw met juk en manden. Tekening, 1824 – Zeeuws Archief, KZGW ZI-III-0918

Zegepraal der wapenen

Zegepraal der wapenen. Gravure van A.G. van Prooijen naar een tekening van J.J. Verellen, 1821 – Rijksmuseum RP-P-OB-87.343

Het gesleep met kunstwerken is van alle tijden, als ze al niet verloren gaan door oorlogshandelingen. Zo ook in de Franse tijd. Karrevrachten kunstvoorwerpen zijn naar Frankrijk afgevoerd en niet altijd teruggekeerd. Soms wel. De Antwerpse schilder Jean Joseph Verellen (1788-1856) heeft een allegorische voorstelling gemaakt van de terugkomst van kunstwerken en voorwerpen van wetenschap in Antwerpen in 1815. 

Door de Keizerspoort komt een kar getrokken door paarden met enorme kisten waar grote schilderijen in verpakt zitten. Linksvoor bericht de stedenmaagd van Antwerpen een danig toegetakelde Minerva (of andere onteerde dame die voor de kunsten en wetenschappen staat) van de gunstige wending. Het is 1815 en de Slag bij Waterloo is nog recent. Op de wolk zitten de grote veldheren van die slag: Wellington, Blücher en natuurlijk onze held, de prins van Oranje, de latere Willem II. Rechtsvoor heeft Verellen zichzelf getekend met J. Groenewoud de uitgever van de prent over zijn schouder meekijkend. 

De gravure is van 1821 en de plaat is gemaakt door Adriaan Gerrit van Prooijen. Van Prooijen werd op 11 februari 1796 in Wissenkerke op Noord-Beveland geboren. Hij volgde lessen op de Teeken Akademie bij Thomas Gaal en werd daar in 1815 en 1817 met prijzen onderscheiden. Nadien heeft hij zich bij Johan Christiaan Bendorp in Dordrecht bekwaamd in het graveren. Bij de tentoonstellingen in 1822 en 1828 hing werk van hem in de tentoonstellingen van de Teeken Akademie in het Museum Medioburgensis. Hoewel hij een verdienstelijk amateurschilder heette te zijn, werd er in een adem aan toegevoegd dat zijn werk niet van kunstzinnige waarde is. 

Bekender is Van Prooijen van de kaarten die hij gegraveerd heeft onder meer voor de uitgever Abrahams in Middelburg. Uit 1823 is de ‘Reiskaart der provincie Zeeland’ door J. de Kanter Philz, gepubliceerd in het door hem en J. ab Utecht Dresselhuis samengestelde De provincie Zeeland uit dat jaar. Uit 1829 stamt een kaart van Walcheren met een lijst van buitenplaatsen en uit 1830 een plattegrond van Middelburg. Wie de cartograaf is, wordt niet op de kaarten vermeld. 

Wat ouder graveerwerk (1820) is de Vergelijkings Schalen voor de Maten en Gewigten, een omrekentabel van de oude maten naar het metrieke stelsel, uitgegeven door Salomon van Bentum. De prent was bedoeld om opgehangen te worden in winkels. Het ontwerp was van Jan Pieter Bourjé, kunstschilder en tekenmeester aan de Middelburgse academie, van wie Van Prooijen ook een kaart van de kust van Walcheren heeft gegraveerd.

Toen hij in 1821 met de koperslagersdochter Neeltje Gerrardina Blaauwbeen (ca. 1795-1835) huwde, stond hij als graveur te boek. Adriaan Gerrit moet keurig geleefd hebben want in 1822 werd hij in de kerkenraad benoemd. Later in zijn leven werkte hij op het stadhuis als commies van de belastingen. Een gerespecteerd man, die zijn dochter Johanna Josina in 1843 zag huwen met Leonardus Christiaan Herklots, zoon van Pieter Herklots, raadsheer bij het Gerechtshof en na zijn vader en oudoom Leendert Bomme, de derde secretaris van de Teeken Akademie. In december 1854 overleed Van Prooijen. 

Arnold Wiggers

Vergelijkings-Schalen. Gravure door A.G. van Prooijen naar J.P. Bourjé, 1820 – Rijksmuseum RP-P-OB-24.759