De ene Frederiks is de andere niet

Middelburgsche Courant, 18 maart 1856, pagina 3 – krantenbank.nl

J.C. van Schagen schreef het al: het kriebelt van de J.C.’s in de familie Frederiks. Hij was zelf ook een nazaat. (Zeeuws Tijdschrift, 01-01-1975, p. 23). Het verhaal is vaak verteld, o.a. door Nagtglas: de komst met Wilhemina van Pruisen voor haar huwelijk met Willem V van de stamvader Johan Samuel Friederichs in 1767, de mislukte carrière op het Loo en dan het succes in Serooskerke als tuinman bij Daniel Tulleken op Huis ter Mee. Een van de zonen uit het huwelijk met Susanna Crucq heette Johannes Christiaan, werd notaris te Oostkapelle en vader van vele kinderen. Toch gaat dit verhaal niet over hem, maar over Jacobus Cornelis, die in 1827 in de 4e klasse bouwkunde een prijs kreeg en in 1856 schilderijen in de academie exposeerde. Althans, zo staat het in het jubileumboek Om prijs en plaats uit 2004, waar hij fijnschilder wordt genoemd. 

In de bevolkingsadministratie komt er maar één Jacobus Cornelis Frederiks in aanmerking: het kind dat op 2 juli 1812 uit het huwelijk van Jan Samuel Frederiks -jongere broer van de notaris- en Geertruij de Heijde werd geboren. Het heeft er alle schijn van dat dit het enige kind uit dit huwelijk bleef: het was voor beide echtelieden een tweede huwelijk, waarbij hij 39 en zij 35 jaar oud was. Beiden brachten meerdere kinderen mee, waardoor het in de bakkerij Witte-Brootskind in de Korte Noordstraat behoorlijk vol zal zijn geweest. 

Bakker Jan Samuel bracht het tot bekende Middelburger, louter en alleen omdat hij op 24 mei 1872 honderd kaarsjes mocht uitblazen. ‘Nooit ziek geweest en nog steeds helder’, zo heette het. Op een receptie in de St. Jorisdoelen moet volgens de berichtgeving ‘heel Middelburg’ voorbij de jarige zijn getrokken, waarvoor de familie in een advertentie de medeburgers bedankte. Bijna 102 zou de beste man worden: toen werd een koudje hem toch fataal. 

Terug naar Jacobus Cornelis. Hij dook vervolgens in Alkmaar op waar hij in 1842 met Helena de Meijer in het huwelijk trad, 30 jaar en timmermansknecht, wat in lijn ligt met zijn op de Teeken Akademie gekregen prijs voor bouwkunde. Hun kindje, Jan Samuel sterf al na 9 maanden in september 1846, gevolgd door zijn moeder in december. Verder is er over de timmerman Jacobus Cornelis Frederiks niets te vinden. Geëmigreerd wellicht?

Wel over J.C. Frederiks, kunstschilder, die in 1856 in Antwerpen woonde. De Teeken Akademie laat in de Middelburgse Courant van 18 maart 1856 weten dat gedurende een week in hun gebouw tegen betaling van ‘25 cents’ enkele schilderijen van hem te zien zijn. 

Ruim tien jaar later op 13 oktober 1866 stond in dezelfde krant te lezen dat de Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam van J.C. Frederik te Oostkapelle, J.A. Ovaa te Middelburg en A.C. Bom te West-Schouwen tekeningen had ontvangen. Kort daarop, op de 18e kon de goegemeente lezen dat J.C. Frederiks, kunstschilder wonende te Oostkapelle, niet schuldig bevonden was aan laster. Helaas doet de krant er verder het zwijgen toe.

Chris van Schagen heeft het in zijn stukje over een kleinzoon van Johannes Christiaan, de notaris, die kon tekenen, mogelijk geleerd op de Teeken Akademie zonder het in enig jaar tot primus geschopt te hebben. Inderdaad, ook een J.C. maar dan een echte Chris en geboren in 1827. Niet Jacobus Cornelis (1812-?), maar Johan Christiaan Frederiks (1827-1890) was het die in de Lange St. Pieterstraat exposeerde.

Arnold Wiggers

Anoniem, Het Huijs ter Mee [Serooskerke], 1799-1801 – Zeeuws Archief, KZGW ZI-II-0754

De aanmoedigingsprijzen uit het legaat Daniel Steven Schorer

Omslag ‘verzameling van verschillende gekleede mans- en vrouwenstanden … Perkois en Prins … M. de Sallieth, Amsterdam 1833.’ Aanmoedigingsprijs uit het legaat Daniel Steven Schorer, uitgereikt 24 augustus 1842 – ZB Bibliotheek van Zeeland, Kluis 1987 C 40

Wat te doen met ƒ 6.000 gulden? Zo groot was namelijk het legaat van David Steven Schorer waarover de dirigerende leden van de Teeken Akademie konden beschikken. Aanmoedigingsprijzen, oftewel de accessitprijzen, mogelijk vanaf 1819 en zeker vanaf 1820, werden er van betaald. Met het verlenen van een zilveren medaille en 3 boeken in dat jaar moet een tamelijk bedrag gemoeid zijn geweest. Er is door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis op basis van bronnen een soort omrekentabel ontwikkeld, waaruit voortvloeit dat ƒ 6.000 toen nu ruim € 60.000 zou zijn (dus grofweg 1 : 20). 

De zilveren medaille viel al snel af. Vanaf 1821 bestonden de aanmoedigingsprijzen alleen nog uit boeken; bijna dan: de zestienjarige Jan Simon Lenselink kreeg in 1840 als enige slechts een getuigschrift. Mogelijk had dat met de verhuizing naar de St. Pieterstraat en de oprichting van de Industrieschool in dat jaar te maken. Hoe dan ook, zoals in een ouder blog beschreven, werken deed deze aanmoediging wel. 

Werden de prijsboeken van de academie zelf voorzien van het motto Vernuft en Vlijt op het voorplat en de datum van uitreiking op het achterplat omringd door meer goudbestempeling, de aanmoedigingsprijzen waren een stuk eenvoudiger uitgevoerd. Een leren rug en een eenvoudig marmerpapier op de voor- en achterkant, dat was het. Dat maakt ze niet minder zeldzaam, alleen al omdat er jaarlijks minder waren dan van de ‘gewone’ prijsbanden. Herkenbaar zijn ze in feite alleen aan de prijsopdracht in het boek en deze zijn nogal eens verwijderd, waardoor ze als ‘niets bijzonders’ over het hoofd worden gezien.

De factor 1 : 20 gaat zeker ook op voor 1849. Toen kocht de Teeken Akademie bij Van Benthem & Jutting acht boeken voor de prijsuitreiking voor bijna ƒ 52 (nu ruim € 520). Onder meer Het Groot schilderboek van Gerard de Lairesse werd ingekocht voor ƒ 8 en een klein boekje met een tekst en platen van Leonardo da Vinci voor ƒ 3,75. Gemiddeld lag de prijs iets boven ƒ 6,50 (nu ruim € 65) per boek in dat jaar. De aanmoedigingsprijzen zullen niet de duurste boeken zijn geweest, want die waren voor de beste leerlingen in de hoogste klassen. Heel groot zal het verschil ook weer niet geweest zijn, want de aanmoediging lijkt nogal eens een troostprijs voor degene die nauwelijks onderdeed voor de primus. 

In elk geval werden er van 1820 tot en met 1848 van het legaat aanmoedigingsprijzen betaald. De klad kwam erin met de verhuizing in 1840. Werden in het topjaar 1828 maar liefst 7 jongens aangemoedigd, tussen 1841 en 1848 waren dit er in totaal maar 7. Waarom het na 1848 voorbij was, is onduidelijk. Van het geld waren op dat moment ongeveer 70 boekwerken en enkele medailles bekostigd, wat geschat ongeveer ƒ 600, dus zo’n 10% zal zijn geweest. Wat zou er met de rest zijn gebeurd? Of was de opbrengst van de plantages toch niet zo groot geweest en was het legaat uiteindelijk maar zo’n ƒ 600 groot geweest?

Arnold Wiggers

Titelpagina ‘verzameling van verschillende gekleede mans- en vrouwenstanden … Perkois en Prins … M. de Sallieth, Amsterdam 1833.’ Aanmoedigingsprijs uit het legaat Daniel Steven Schorer, uitgereikt 24 augustus 1842 – ZB Bibliotheek van Zeeland, Kluis 1987 C 40
Prijsopdracht ‘verzameling van verschillende gekleede mans- en vrouwenstanden … Perkois en Prins … M. de Sallieth, Amsterdam 1833.’ Aanmoedigingsprijs uit het legaat Daniel Steven Schorer, uitgereikt 24 augustus 1842 – ZB Bibliotheek van Zeeland, Kluis 1987 C 40

Stadstekenklas in de krant

Dechayro Bisoen maakte de tekening van de Koepoort die is uitgekozen voor de poster van de Expositie Stadstekenklas van de Teeken Akademie Middelburg – PZC © Boaz Timmermans/Fos Fotografie

Vanwege de expositie van de Stadstekenklas, die momenteel te zien is bij het Zeeuws Archief in Middelburg, verschenen enige nieuwsartikelen.

De PZC schreef “Leerlingen Stadstekenklas ontdekken nieuwe hobby: ‘Deze heb ik in bed getekend toen ik niet kon slapen'”. De Middelburgse Bode: “Expositie Stadstekenklassen in Zeeuws Archief”. Op de site van het Zeeuws Archief staat: “Expositie Stadstekenklas bij het Zeeuws Archief”.

Opening expositie Stadstekenklas

Juf Marjan Rouw knipt het lint door, waarmee de expositie geopend is – foto: Teeken Akademie

Op 4 juli 2022 werd de expositie van de Stadstekenklas 2021/2022 geopend door Marjan Rouw, leerkracht van Stadstekenklas groep 6 van basisschool Het Talent. De expositie, met leerlingenwerk van het afgelopen jaar, is nog tot 22 juli te bezichtigen in het Zeeuws Archief in Middelburg.

Er wordt feestelijk geproost op de opening met limonade – foto: Teeken Akademie
De expositie van de Stadstekenklas 2021/2022 in het Zeeuws Archief in Middelburg – foto: Teeken Akademie
De poster van de expositie van de Stadstekenklas met een tekening van de Koepoort van Dechayro Bisoen

De oorsprong van het legaat Daniel Steven Schorer

Jean Appelius (toegeschreven), portret van Daniel Steven Schorer – Zeeuws Museum, KZGW G1636

Heel welgesteld Middelburg tekende bij de oprichting in 1778 van het Teeken Collegie in als honorair lid. Honoraire leden waren in feite de financiers, later aangevuld door jaarlijkse bijdragen van de stad, die door mannen uit dezelfde laag werd bestuurd. Daniel Steven Schorer moet een extra band met de academie gehad hebben, want hij legateerde een aanzienlijk bedrag, waaruit jaarlijks aanmoedigingsprijzen (accessitprijzen) werden betaald.

Daniel Steven Schorer (1737-1790) was de jongste zoon van Daniel Schorer en Catharina Maria de Waal. In dit gezin waren eerst twee meisjes en toen twee jongens geboren. Waar sprake is van geld in deze tijd, is slavernij nooit ver weg. Bij het legaat van Schorer zelfs 1 op 1: bij testament legateerde hij ƒ 6.000 aan het Burger Weeshuis en eenzelfde bedrag aan de Teeken Akademie, te betalen uit de opbrengsten van zijn belangen in de plantages in Essequebo en Demarary.

Veel is van Daniel Steven Schorer niet bekend. Zijn vader woonde in de Dry Clavers in de Vlissingsestraat, waar hij na een tweede huwelijk was ingetrokken. Daniel Steven trok in 1769 vanuit Amsterdam op zijn beurt bij zijn vader in, die in 1770 zou overlijden. Vervolgens was hij vele jaren raad en schepen van zijn geboortestad, bewindhebber van de VOC en vooral ook ondernemer. Huwen deed Daniel Steven niet. De verkoping van zijn verzamelingen op maandag 9 mei 1791 en volgende dagen in het sterfhuis getuigen vooral van een grote belangstelling voor kunst en muziek. De kunstverzameling (Breugel, Rubens) had hij voor een gedeelte overgenomen van zijn vader en zelf door aankopen belangrijk uitgebreid. Indrukwekkend is de hoeveelheid bladmuziek en het aantal instrumenten die tijdens de verkoping van eigenaar verwisselden.  

Titelpagina van de veilingcatalogus van de collectie van Daniel Steven Schorer – Zeeuws Archief, Familiearchief Schorer inv. nr. 174A

In het Familiearchief Schorer in het Zeeuws Archief is een exemplaar van de verkoopcatalogus met aantekening van prijzen en namen van kopers. Jacobus Perkois, een van de eerste leraren van de Teeken Akademie, kocht nogal wat tekeningen en prenten, terwijl secretaris Herklots een aantal kunstboeken verwierf. Mogelijk deden beiden dit voor de academie. Werk van Perkois zelf was er ook te koop, waar de auteur dan weer geen belangstelling voor had. 

Pagina uit de veilingcatalogus van de collectie van Daniel Steven Schorer, met aantekening van kopers – Zeeuws Archief, Familiearchief Schorer inv. nr. 174A

Zo voortvarend de executeurs met de boedel uit de Dry Clavers te werk konden gaan, zo stroperig zou de afwikkeling van de erfenis worden. Pas in 1857 waren ook de laatste rechthebbenden tevredengesteld. Door de verwarrende tijden na 1795 zou de liquidatie van de belangen op de noordkust van Zuid-Amerika jaren in beslag nemen. Bij het 50-jarig bestaan van de Teeken Akademie in 1828 meldde secretaris Pieter Herklots dat het legaat in 1819 was ingekomen. Door het ontbreken van het verslag van de prijsuitreiking is niet duidelijk of in 1819 aanmoedigingsprijzen uit het legaat D.S. Schorer verstrekt zijn, maar in 1820 zijn er 4 winnaars, van wie Jacobus Sonius zelfs een zilveren medaille uit het legaat kreeg.

Arnold Wiggers

Tekening van het grafmonument van Daniel Steven Schorer in de Oude of St. Pieterskerk. Vervaardiger onbekend – Zeeuws Archief, Collectie KZGW ZI II 616

Nuttig gemaakt en gewaardeerd

Rijdende drukkerij van de firma J.C. & W. Altorffer, en een beeld van Laurens Jansz Coster. Zegewagen 64 Drukkunst uit de Allegorische Optocht, gehouden te Middelburg den 9n Juli 1867, ter gelegenheid van de start van de spoorweg- en kanaalwerken op Walcheren. Albuminedruk 90 x 50 mm (carte-de-visite). J. W. Gerstenhauer Zimmerman, 1867 – Zeeuws Archief Verzameling Beeld en Geluid, inv. nr. 380-381 nr. 29

Onder de prijswinnaars is Cornelis van Karssen een buitenbeentje. Hij kreeg in 1856 een getuigschrift, zonder dat duidelijk is waarvoor. Meer prijzen op de Teeken Akademie zaten er voor hem niet in. In dat jaar werden er òf medailles òf getuigschriften geschonken. Er waren 5 penningen en 4 getuigschriften. Geen boeken. En daar ging Cornelis nu juist in door: hij werd boekbinder. Geboren op 23 december 1839 huwde hij in 1863 Sara Maria Hendrikse (1841-1895). Het echtpaar kreeg 7 kinderen, waar maar 1 zoon -Jacobus Wilhelm Henri Louis- meerderjarig werd. ‘Zwaar treft ons deze slag, daar wij nu het verlies onzer vierde dochter betreuren’, lieten de bedroefde ouders in de krant weten toen Catharina Elisabeth Johanna Arendina in juli 1885 op 19-jarige leeftijd na lang lijden stierf. Catharina Elisabeth, 2x Elisabeth Levina Norma Mathilda en Louis Levinus George waren haar voorgegaan. Pierre Eliza Jean Henri zou in 1889 ook op 19-jarige leeftijd overlijden na een ziekbed van 10 maanden.

Cornelis van Karssen was ‘linieerder en boekbindersknecht’ bij de firma Altorffer en ‘hoe eenvoudig ook zijn betrekking’, hij maakte zich maatschappelijk nuttig en werd alom gewaardeerd, zo valt te lezen in de Middelburgsche Courant van 30 november 1888. Overleden op de 27ste werd hij op die dag begraven en de krant opende met het verslag ervan.

De kist werd gedragen door leden van de typografische vereeniging Harmonie en Vriendschap waar hij 43 jaar lid van was geweest en de voorzittershamer had gehanteerd. Ook Jan Morks was aanwezig met een deputatie van het Muziekkorps van de schutterij, waar Van Karssen eerst onlangs ook na 43 jaar met moeite afscheid van had genomen, zo sprak de dirigent en componist. Gemeld werd nog dat hij 13 jaar op het stadhuis gewerkt had, wat dan bindwerk voor de firma Altorffer geweest zal zijn. Daarnaast was hij bij de oprichting in 1875 tot commissaris van de Coöperatieve Voorschot-Vereeniging en Spaarbank benoemd. Later werd hij hier ook tot voorzitter gekozen. Dan was er nog uitvaartcoöperatie Uit Voorzorg waar hij een commissariaat had. 

Politiek actief in de van oorsprong liberale kiesvereniging Gemeentebelangen was hij eveneens. Hier schopte hij het tot bestuurslid, want zoals voorzitter mr. W.A. van Hoek het in 1891 zei: ‘Wij zijn dilettanten op het gebied van arbeidersbelangen’ en daar ging het toentertijd toch nogal eens over, dus wat beter te doen dan iemand uit de werkmansstand op te nemen die de uitgezette lijn volgde. 

Een respectabele opsomming maar er was meer geweest Van Karssen was jaren secretaris van het Harmonie-Gezelschap Accelerando, opgericht in 1867, dat regelmatig concerten verzorgde. Veel meer dan 20 kaarsjes zal dit initiatief niet uitgeblazen hebben, want in september 1888 bood Van Karssen de fluwelen banier van Accelerando aan voor de Oudheidkamer op het stadhuis. De Vereeniging Excelsior ter bevordering van volksvermaken kon ook op Van Karssen als bestuurder rekenen, maar deze club zal na de oprichting in 1887 snel overvleugeld zijn door Uit het volk-voor het volk. Op haar beurt organiseerde deze vereniging vanaf de late jaren ’70 ‘bloemkweeking’ door de werkende stand. In maart stond voor belangstellenden de aanmelding open, in juni konden de plantjes afgehaald worden die dan in september tentoongesteld werden in het Schuttershof, later onder de landelijk bekende titel Floralia. Van Karssen was een enthousiaste deelnemer en won in deze jaren menig prijsje, waaronder in 1878 een kooi met vogel. 

Arnold Wiggers

De prijswinnaars uit de familie Heeröldt

B.C. Heeröldt, De Roode Leeuw in Nieuwland – Collectie Gemeente Middelburg nr. 13

Zo langzamerhand komt in dit blog over de Teeken Akademie als tekenopleiding Middelburg en vooral de Middelburgers steeds beter in beeld. Wie nu Middelburg wel eens klein noemt, waar iedereen iedereen kent, kan zijn gelijk halen in de negentiende eeuw. Over Carel Johan Sprenger hebben we het al eens gehad. Na zijn dood werd eind 1818 zijn zaak overgenomen door Pieter Carel Heeröldt (ca. 1777-1856). Behalve schilder was Heeröldt een vooraanstaand lid van de Evangelisch-Lutherse gemeente, net zoals de generaties na hem. Over zijn zonen en een kleinzoon gaat dit stukje, want zij waren bekroonde leerlingen van de Teeken Akademie.

Getrouwd was Pieter Carel met Anna Roelofs Beerta (ca. 1770-1822) en in 1799 werd hun eerste zoon Bastiaan Cornelis geboren. Het was vanzelfsprekend dat hij, net als zijn in 1801 geboren broer Roelof Johan, als zonen van een zelfstandig handwerksman, lessen aan de Teeken Akademie volgde. En getalenteerd waren ze. Bastiaan Cornelis werd in 1817 beste van de 2e klas naar pleister. Een jaar later ronde hij zijn basisstudie af als primus in de 1e klas naar pleister. In 1825 volgde de hoogste onderscheiding: een grote zilveren medaille vanwege de koning als primus in het tekenen naar levend model. Bij de tentoonstelling ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de academie behoorde hij tot de exposanten. Maar liefst 5 schilderijen, waaronder een 2 rijk gestoffeerde riviergezichten en een fruitstuk waren te zien. 

Vanaf 1827 werd Barend Cornelis in de zaak van zijn vader opgenomen, die van de Vlasmarkt naar zijn huis de Lange Gortstraat werd verhuisd. Naast een ‘schilders en behangersaffaire’ werd nu ook een glazenmakersbedrijf uitgeoefend. Barend Cornelis had blijkbaar aardigheid in het geven van tekenonderwijs, want tussen 1838 en 1850 bood hij zich om de paar jaar in het najaar aan als docent, bij hem thuis of bij belangstellenden aan huis. Met Pieternella Johanna Krekelenberg (1803-1888) had hij 6 kinderen, van wie Johan Nicolaas (1834-1886) in zijn voetsporen trad. In 1868 nam deze de zaak over. Barend Cornelis overleed in 1877.

Johan Nicolaas werd op de Teeken Akademie 4 maal als primus onderscheiden. In 1863 huwde hij Catharina Elisabeth Göpner (1838-1915). Waarom is niet duidelijk, maar in 1876 kondigde Johan Nicolaas in de krant zijn vertrek uit Middelburg aan. In 1878 woonde het gezin met hun enige zoon in Loosduinen, zonder dat duidelijk is wat Johan Nicolaas daar deed. Vanaf februari 1885 woonde het echtpaar in het Gelderse Dieren waar een ‘Boek- en kunsthandel, Leesbibliotheek, Galanteriën, Glas- en Porceleinzaak, en depôts, bovenal die van thee’ en een agentschap van de Graafschaps-bode was overgenomen. Na het overlijden van haar man bleef Catharina Elisabeth tot haar dood de zaak onder de naam Boekhandel Wed. J.N. Heeröldt voortzetten. 

En hoe liep het met Roelof Jan af? Hij oefende zich in de bouwkunde en werd in 1819 onderscheiden in de 2e klas. In 1822 bij het afronden van zijn opleiding kreeg hij de zilveren medaille van de Teeken Akademie als aanmoedigingsprijs, omdat de koninklijke medaille hem door het lot ontglipt was: die ging naar Pieter Cornelis Bosdyk. In 1823 huwde hij broodbakkersdochter Pieternella Dourleijn en vestigde zich als zelfstandig timmerman. Tot een groot bedrijf kon het niet uitgroeien. In september 1829 kwam ‘na een langdurig en smartelijk lijden’ een einde aan zijn leven, zo liet zijn weduwe in de krant weten.

Arnold Wiggers

De Middelburgsche Courant van 29 juni 1822 – krantenbank.nl

Expositie Stadstekenklas

Van 4 tot 22 juli zullen in het Zeeuws Archief aan het Hofplein in Middelburg tekeningen te zien zijn die de Stadstekenklassen (groep 6 van Archipelschool Het Talent en CSW Van de Perre) afgelopen schooljaar gemaakt hebben onder leiding van de docenten van de Teeken Akademie. De klassen hebben de Briët-woningen in ’t Zand als onderwerp genomen en daar etsen van gemaakt. Vervolgens zijn ze in het Zeeuws Museum geweest om de originele pleisterkoppen te tekenen, zoals dat ook rond 1800 in de Teeken Akademie gebeurde. Met het tekenen naar ‘levend’ model werd de reeks lessen afgesloten. Het model dit jaar was de Lange Jan, die van buiten en binnen is getekend. En als echte liefhebbers hebben sommige leerlingen schetsboekjes gemaakt waarin ze Middelburg hebben getekend zoals zij de stad zien. De tentoonstelling is tijdens de openingstijden van het Zeeuws Archief gratis te bezoeken (ma t/m vr van 10 tot 17 uur).

Cornelis Zwigtman, schilder, dichter en wagenmaker

C. Zwigtman, Portret van een onbekende man, gedateerd 1816 – Zeeuws Museum, KZGW G1697

Tot de bekendere leerlingen van de Teeken Akademie behoort ook Cornelis Zwigtman. Minder door zijn kunstwerken als wel door zijn veelzijdigheid. Geboren werd hij in ’s-Heerenhoek waar zijn vader Marinus in 1778 een wagenmakerij overnam. De data van zijn geboorte en doop in juni 1781 worden in de literatuur nogal stevig onderbouwd, maar in 1813 staat in het bevolkingsregister 1782 als geboortejaar. Bij zijn overlijden op 1 november 1866 werd als leeftijd dan ook 84 jaar opgegeven en niet 85. Zou een ouder broertje met dezelfde naam na zijn doop overleden zijn? Was zijn vader Walchenaar, zijn moeder Sia (Cea) de Moor was waarschijnlijk Noord-Bevelandse, waardoor de overgang naar een wagenmakerij in Wissenkerke in 1786 verklaard wordt. 

Cornelis werd opgeleid in de wagenmakerij, maar bleek tekentalent te hebben. Hij werd naar Middelburg gestuurd om te werken en ervaring op te doen in de behangselfabriek van Van Oppen en Gaal en s’ avonds lessen op de Teeken Akademie te volgen. Zeker weten we dat hij in 1797-1798 de derde klas naar prent volgde, want hij werd primus in dat jaar. Het overlijden van zijn vader in 1801 bracht hem terug naar Wissenkerke om in de wagenmakerij te werken. Vermoedelijk was Cornelis van Melle er de meesterknecht. Hij was na een kort huwelijk in 1798 in Oostburg weduwnaar geworden. Hoe dan ook, in december 1804 volgen de huwelijksafkondigingen met de ruim 15 jaar oudere weduwe Zwigtman en zal hij de wagenmaker van Wissenkerke zijn geweest.

Toegeschreven aan Cornelis Zwigtman (1781-1866): de Boschdreef (van de Bosdijk bij Sorgwijck door de Thoornpolder richting Wissenkerke naar de Boomdijk, de dwars gelegen dijk in de verte met knotwilgen) – Collectie Stichting Van Voorst Vader

Cornelis schilderde. ’s Zomers vooral als huisschilder en in de wintermaanden als het schilderen buiten minder werd ook als kunstschilder. Hij huwde in 1808 Adriana de Vos en samen kregen ze kinderen die geen van allen erg oud zijn geworden. Zijn zoon Marinus (1818-1848) kreeg van hem, samen met de schildersknecht Karel Kramer (1832-1918) teken- en schilderles. Gedrieën hebben ze veel Noord-Bevelandse typen vastgelegd, vooral uit eigen kring. Het zijn de stille getuigen van de dracht zoals die in de eerste helft van de negentiende eeuw door de eenvoudigere inwoners op het eiland werd gedragen. 

In 1828 was Cornelis Zwigtman als oud-leerling present op de tentoonstelling ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Teeken Akademie. Van hem hingen 2 werken: ’Een Kaarslicht’ en ‘Een Binnen-Vertrek, voorstellende een Huisselijk Bedrijf, rijk gestoffeerd met figuren en bijwerk.’

En dan was er nog Hendrik Tollens. De bekende dichter en verfhandelaar uit Rotterdam ging jaarlijks bij zijn klanten langs en zo bezocht hij ook Zwigtman. Die wekte hij op te dichten, wat hij ook ging doen. Verschillende stukken verschenen in druk, waaronder Zeeuwsche boere-kermis uit 1817. Op de Nuts-avonden van het Departement Noord-Beveland had hij veel succes met zijn voordrachten. Nagtglas oordeelde in zijn Levensberichten over de ‘luimige bijdragen’: ‘veel dichterlijke waarde hebben de stukjes niet, evenmin als zijne schilderijen uitmuntten.’ Dan was A.A. van der Poel in haar artikel ‘Drie Noordbevelandse schilders’ in Archief 1968 iets ruimhartiger over de talenten van deze veelzijdige leerling.

Arnold Wiggers

Brief van Cornelis Zwigtman aan Jacob Cornelis Gaal, Wissenkerke 1842 – Rijksmuseum

De broer en de neef Van Puffelen

Timmerman en aannemer Pieter Johannes was de door de Teeken Akademie meest onderscheiden telg uit de familie Van Puffelen, zoals in een eerder blog verhaald. Hij blonk uit in de bouwkunde, zijn oudere broer Jacobus Adrianus en neef Karel Marinus van Puffelen hadden tekentalent en werden onderscheiden voor hun tekeningen naar prent.

Jacobus Adrianus’ genealogische gegevens zijn nog niet zo eenvoudig terug te vinden, alleen al vanwege het tegelijkertijd voorkomen van verschillende personen met deze naam in Middelburg. Enig puzzelwerk maakt het aannemelijk dat hij 26 juni 1825 geboren is en op 13 januari 1901 overleed. Hij huwde Johanna Helena van Maldegem en had een schildersbedrijf, waarvan hij de werkplaats in 1858 van de Nieuwstraat naar de Spanjaardstraat verplaatste. Zoon Cornelis -ontwerper van plateeldecors en tapijten- bracht het tot oprichter van een tapijtenfabriek in Den Haag.

Op 24 augustus 1842 werd hij in de jaarlijkse algemene vergadering van de Teeken Akademie als primus in de 2e klasse naar prent onderscheiden met een keurige boekband. Het betrof Aanleiding tot de kennis der anatomie, in de tekenkunst, betreklyk tot het menschbeeld uitgegeven in Amsterdam in 1783. Auteur was Cornelis Ploos van Amstel, mededirecteur van de Teken-Academie der stad Amsterdam en nog zowat, liet hij op de titelpagina drukken. Ook in Zeeland was deze heer bekend: hij ontwierp de prijspenning die 250 jaar het beeldmerk van het Zeeuws Genootschap bepaalde. Afgelopen december werd het terzijde geschoven. Onlangs werd het boek te koop aangeboden, waarbij (b)leek dat de band nog compleet met opdracht is, maar zeker niet met fluwelen handschoenen is gehanteerd.

Uit de Middelburgsche Courant van 10 mei 1836 – krantenbank.nl

Karel Marinus van Puffelen (1826-1886) was de zoon van Gerrit van Puffelen en Jacoba Petronella (Pieternella) Menschaart. Vader Gerrit was horlogemaker en stierf in 1836 op 36-jarige leeftijd, waarop zijn jonge weduwe in de Middelburgsche Courant van 10 mei adverteerde: ‘… mij nalatende 9 Kinderen, te jong om hun groot verlies te beseffen. Wat ik in mijn zwangeren staat aan hem verlies, kunnen zij alleen beseffen die den Overledene in zijn werkkring gekend hebben.’ Het kind kwam in oktober levenloos ter wereld. Volgens de advertentie overleed weduwe Van Puffelen onverwacht in september 1837. En zo was Karel Marinus wees en zal de lessen aan de Teeken Akademie gratis hebben mogen volgen. 

Van Karel Marinus rest nog het meest. Hij ontwikkelde zich tot orgelbouwer en vestigde zich volgens het lidmatenregister in 1857 in Zaltbommel, waar hij in 1866 de kasteleinsdochter Arnolda Sophie de Roock (1838-1927) huwde. Ondanks zijn gevorderde leeftijd, was dit zijn eerste huwelijk. Hij had in deze stad een eigen orgelbouwerij en leverde vooral orgels in het Rivierengebied. Hij overleed er ook, terwijl Arnolda Sophie en een zoon zich in Vlissingen vestigden en daar hun graf vonden. 

In Zeeland zijn twee orgels van zijn hand: het orgel uit 1873 voor de kerk van Ritthem (nu in de kerk van de Gereformeerde Gemeente in Nederland in Arnemuiden) en dat uit 1874 in de kerk van Oost-Souburg.

Arnold Wiggers

Orgel gebouwd in 1874 door K.M. van Puffelen in de oude dorpskerk te Oost-Souburg, ‘De Nieuwe Haven’ van de Protestantse Gemeente – Foto Protestantse Gemeente