Vervenne en Vervenne

Dit stukje was bijna in de prullenbak beland, ondanks een prachtige vondst.

Pieter Adriaan Vervenne, Gezicht in een straat in het voormalige Begijnhof te Middelburg met op de achtergrond de Abdijtoren, 1830-1840. Tekening in kleur, h. 41; br 34 cm – Zeeuws Archief, KZGW ZI-II-0252

Wat ging er fout? 

Volgens de digitale toegang wordt in het Zeeuws Archief een tekening van P.A. Vervenne bewaard van een straatje in het voormalige Begijnhof uit de periode 1830-1840. Eigenaar is het Zeeuws Genootschap en het stuk behoort tot hun historisch-topografische atlas Zelandia Illustrata.

Wie was Pieter Adriaan Vervenne? Hij werd tussen 1841 en 1845 verschillende keren door de Teeken Akademie voor zijn tekeningen naar prent en pleister onderscheiden. Altijd goed voor nader Teeken Akademie-onderzoek. Eerst maar eens naar zijn afkomst kijken: in 1825 geboren als zoon van Hendrik Vervenne, schilder, en Maria Cornelia Geijp, een familie waar ook de nodige schilders in voorkomen. De voorwaarden voor tekentalent leken aanwezig. Hij huwde Wilhelmina Johanna Bos, met wie hij 6 kinderen kreeg, van wie er 3 als zuigeling stierven. Pieter Adriaan zelf werd ook niet oud. Hij stierf 4 januari 1864, van beroep schilder en 38 jaar oud. 

Maar wat staat daar linksonder? Onmiskenbaar gesigneerd P.J. Vervenne, naar alle waarschijnlijkheid Pieter Jacobus Vervenne (1858-1932), zoon van Huibregt Pieter Vervenne, winkelier, en Cornelia de(n) Hond (Dhont). Deze Vervenne heeft zijn werkzame leven als onderwijzer doorgebracht. De kans is groot dat hij het onderwijzersvak heeft geleerd aan de Normaalschool (voornamelijk avondonderwijs) die in 1859 van start was gegaan in de Lange Noordstraat. De Teeken Akademie zelf zal Pieter Jacobus niet bezocht hebben, maar het bestuur ervan was wel betrokken bij de oprichting van de onderwijzersopleiding. In 1877 ging de Rijks-Kweekschool van start, eerst in het Van de Perre-huis en later dat jaar in de Lange Noordstraat in het voormalige sociëteitsgebouw (dagopleiding). Mogelijk heeft Pieter Jacob ook hier lessen gevolgd. Hoe dan ook, ergens heeft hij goed tekenen geleerd.

De datering 1830-1840 van de tekening kan gezien de leeftijd van de maker niet kloppen, wat ook wel aan de kleding van de personen te zien is. De beschrijving kan ook nauwkeuriger. De oriëntatie is inderdaad richting het (voormalige) Begijnhof. De tekenaar zat op de Zuidsingel en tekende niet ‘een straat’, maar de Rozemarijnstraat. Zowel het pand links als rechts bij de ingang is tot op de dag van vandaag herkenbaar. Wellicht voor het effect heeft de tekenaar de Abdijtoren wat langer gemaakt dan hij in werkelijkheid vanuit dat gezichtspunt is. 

Van J.P. Vervenne is in elk geval naast de tekening nog een nieuwjaarswens uit zijn lagereschooltijd voor zijn moeder bewaard gebleven, mogelijk gelijk met de tekening in bezit van het Genootschap gekomen. De kwaliteit van de tekening van de Rozemarijnstraat maakt nieuwsgierig naar meer werk, dat jammer genoeg niet voorhanden is. Van het eigenlijke onderwerp van dit blog Pieter Adriaan Vervenne, is helemaal niets overgeleverd. Maar beiden zijn voor even aan de vergetelheid ontrukt.

Arnold Wiggers

Nieuwjaarswens voor C[ornelia] de Hond van haar zoon J.P. Vervenne, ca. 1870 – ZB Bibliotheek van Zeeland, Collectie Handschriften 5048 (KZGW

Rozemarijnstraat, Middelburg 31-01-2023 – Foto: A. Wiggers

Stormvloed in beeld

‘[In Vlissingen] steeg de hart verscheurende jammerkreet met een verdubbeld hulpeloos kermen en gillen, dat zich allerwegen deed hooren, van alle zijden ten hemel op, daar de nood ten hoogsten toppunte rees, de woedende Zee alles in hare vaart dreigde mede te slepen of te vernielen en het grimmend gevaar alle redding en uitkomst geheel scheen te verbannen, terwijl de tooneelen van verwoesting en ellende, die zich, toen de dageraad aanbrak en vervolgens, aan het oog vertoonden, alle verbeelding overtroffen.’

Aan het woord is dominee S. van Hoek die de stormvloed beschreef, die Zeeland en andere delen van Zuidwest Nederland in de nacht van 14 op 15 januari 1808 trof. IJselijke taferelen schetst hij. Hoe het water de binnenstad blank zette en vooral in de laaggelegen Paardenstraat en Palingstraat slachtoffers maakte, dat deel van de stad waar de bevolking door de economische malaise toch al zo was getroffen. Beschrijvingen van in bed verdronken vrouwen en kinderen, maar ook dappere reddingen. Zelfs de kat die uren op een richel boven de deur met de snuit boven water had gezeten en zo overleefde, kreeg een plaatsje in zijn boek Natuur- en geschiedkundige beschrijving van den verschrikkelijken watervloed tusschen den xiv en xv van Louwmaand MDCCCVIII dat later in 1808 in twee delen bij Loosjes in Haarlem verscheen. Maar liefst 31 slachtoffers waren er in Vlissingen te betreuren, die met naam en straat worden genoemd. Meerdere personen werden in een door de stad betaald massagraf bijgezet, om de toch al berooide nabestaanden kosten te besparen.

Hoe beeldend ook het taalgebruik van Van Hoek, de behoefte aan beeldmateriaal van de ramp bij het publiek was groot. Daar werd in voorzien door 7 gravures als uitklapplaten toe te voegen. De rampbeelden van Vlissingen (4), Veere (1) en Kruiningen (2) werden vervaardigd naar tekeningen van Johannes Hermanus Koekkoek (1778-1851). In 1803 was hij gelauwerd aan de Teeken Akademie als primus in het tekenen naar naakt model. Koekkoek ontwikkelde zich tot een romantisch zeeschilder die teruggreep op voorbeelden uit de Gouden Eeuw èn hij is de stamvader van generaties schilders met de naam Koekkoek, waarvan zoon Barend Cornelis (1803-1862) de bekendste is. Hoewel het her en der in de literatuur als gegeven opduikt, is er geen hard bewijs dat vader of een van de vier schilderende zonen aan de Teeken Akademie tekenles gedurende de winter-avondklassen gevolgd hebben. Wel hebben J.H. en B.C. naar naakt model getekend, maar dit onderdeel kon gevolgd worden door een ieder die over voldoende kwaliteit beschikte, ook zonder opleiding aan de Middelburgse academie. Vader Johannes heeft in de behangselfabriek van Thomas Gaal gewerkt en zal daar zijn talenten verder ontwikkeld hebben, want Thomas Gaal was immers tekendocent aan de Teeken Akademie. En zoon Barend was op 13-jarige leeftijd al zo ver gevorderd dat er werk van hem te zien was op de expositie in de Teeken Akademie ter ere van het bezoek van Willem I in 1817. Wat had die in schoolbanken te zoeken?

Waar de originele tekeningen gebleven zijn is niet duidelijk. Intrigerend zijn drie foto’s uit het voormalige archief van Vlissingen die sterk lijken op gravures uit het boek, maar die beslist niet van de gedrukte versies gemaakt zijn. Naar de originelen?

Arnold Wiggers

Foto, mogelijk van het origineel van de tekening van J.H. Koekkoek die als gravure onder de titel ‘Gezigt naar de Kerkstraat, Steenen Beer en Dok te Vlissingen, 15 january 1808’ in het boek Natuur- en geschiedkundige beschrijving van den verschrikkelijken watervloed tusschen den xiv en xv van Louwmaand MDCCCVIII van S. van Hoek werd opgenomen – Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen nr. 8779
Foto, mogelijk van het origineel van de tekening van J.H. Koekkoek die als gravure onder de titel ‘Gezigt van de Palingstraat te Vlissingen op den morgen van 15 january 1808’ in het boek Natuur- en geschiedkundige beschrijving van den verschrikkelijken watervloed tusschen den xiv en xv van Louwmaand MDCCCVIII van S. van Hoek werd opgenomen – Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen nr. 8157
Gravure naar een tekening van J.H. Koekkoek, uit: S. van Hoek, Natuur- en geschiedkundige beschrijving van den verschrikkelijken watervloed tusschen den xiv en xv van Louwmaand MDCCCVIII (Haarlem 1808) – Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 1751
Foto, mogelijk van het origineel van de tekening van J.H. Koekkoek die als gravure onder de titel ‘Gezigt van de doorbraak der zeedijk en inlage en de polder van Kruiningen in den Nacht van 15 Januarij 1808’ in het boek Natuur- en geschiedkundige beschrijving van den verschrikkelijken watervloed tusschen den xiv en xv van Louwmaand MDCCCVIII van S. van Hoek werd opgenomen – Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen nr. 7686

Een predikant op de avondcursus?

Wie iets uit het (recente) verleden zoekt, is met de Krantenbank Zeeland van ZB Bibliotheek van Zeeland goed geholpen. 2.500.000 krantenpagina’s zijn er inmiddels in terug te vinden en belangrijker: gemakkelijk op een woord te doorzoeken. In het verleden moesten microfiches uitkomst bieden, wat nogal wat van je ogen vroeg. Geen wonder dat er wel eens wat over het hoofd werd gezien of verkeerd gelezen.

Neem nu de prijswinnaar Lambertus Cornelis Meijer, die voor zijn tekentalent tussen 1849 en 1854 werd onderscheiden, volgens opgave in het jubileumboek ‘Om prijs en plaats’. Hij zou predikant zijn geworden of zou hij als predikant bij de avondcursussen zijn aangeschoven? Meijer, geboren in 1807 in Oosterhout en overleden in Leiden in 1885, was inderdaad vanaf 1829 tot 1873 predikant in Hontenisse en is de vermoedelijke tekenaar van een afbeelding van het Hof te Zande uit 1856. Maar leerling aan de Teeken Akademie als 40-plusser? Onmogelijk. Zijn zoon, ook Lambertus Cornelis geheten, dan? Nee, hoewel geboren in 1836, waardoor hij in 1849 op de academie lessen zou kunnen hebben gevolgd, overleed hij al in 1853. 

Lambertus Cornelis Meijer, 1856. Gezicht op het Hof te Kloosterzande, afgebroken in 1857. Links een deel van de Nederlandse Hervormde kerk. Potloodtekening – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 2251

Terug naar de Krantenbank Zeeland. De prijsuitreiking van 1849 is op ‘Teeken Akademie’ snel te vinden. Op 1 september 1849 publiceerde de Middelburgsche Courant de prijswinnaars van dat jaar en wat blijkt: de prijswinnaar heette niet Lambertus maar Lambrecht Cornelis Meijer. Deze Lambrecht Cornelis werd op 17 juli 1834 geboren uit het huwelijk van de gelijknamige vader (1806-1871) en Maria Constantia Worrell (ca. 1798-1857). 

Moeder Worrell was telg uit de bij de Teeken Akademie-volgers inmiddels welbekende familie Worrell. Haar vader was de schilder Jan Roelof Worrell en mogelijk heeft ze het ‘Worrell-talent’ doorgegeven aan haar zoon. Neef Jan Jacobus Worrel (1825-1895) -zoon van haar broer Jan en schoonzuster Maria Magdalena Meijer- adverteerde met lessen, dus mogelijk had hij ook de jonge Lambrecht Cornelis onder zijn leerlingen. En wie weet tekende moeder Maria Constantia ook niet onverdienstelijk!

In het jaar van zijn huwelijk (11-11-1830) had Lambrecht Cornelis, kruidenier van beroep, in maart nog een vreemd akkefietje. Hij had bij een openbare verkoping het hoogste bod uitgebracht op het pand de Kemel op de Varkensmarkt (K 37) maar bleek niet in staat het geboden bedrag bijeen te brengen, waardoor het pand opnieuw geveild werd. 

Varkensmarkt / Vlissingsestraat / Koestraat / Gortstraat, ca. 1970. Rechts (Gortstraat) het pand K 37 – ZB Beeldbank Zeeland, recordnr.135696

Het echtpaar Meijer-Worrell had in 1831 een doodgeboren jongetje, waarna Lambrecht Cornelis het enige kind van het echtpaar zou blijven. Het is aantrekkelijk om te veronderstellen dat hij bij de neef van 2 kanten, Jan Jacobus Worrell, als schilder heeft gewerkt en in diens tekenclub ‘Kunst en Vriendschap’ zijn vaardigheid met het potlood verder heeft geoefend na zijn jaren aan de Teeken Akademie. In de Krantenbank is daarover niets te vinden, net zomin als over zijn overlijden op 9 december 1856, 22 jaar en ongehuwd.

Winter bij Van der Waeyen Pieterszen

Koning Winter laat het afweten in januari 2023 en niet iedereen is daar even rouwig om. We hebben altijd nog de wintertaferelen, zoals die van Abraham van der Waeyen Pieterszen, om in de sfeer te komen en ‘ons te warmen’. 

Abraham van der Waeyen Pieterszen, 1843. Olieverf op doek – Veiling Van Ham Kunstauktionen, Köln (mei 2010)

De schilder Abraham van der Waeyen Pieterszen werd 2 dagen na zijn geboorte (14 mei 1817) in Middelburg als Abraham Pieterze in de burgerlijke stand opgenomen. Zijn vader heette in de akte Anthoni van der Waayen Pieterze en zijn moeder Catharina Pieternella de Bruijne. Dat Van der Waeyen kwam van Anthoni’s grootmoeder van vaderszijde. Bij vonnis van 28 november 1849 van de Arrondissementsrechtbank in Middelburg werd de familienaam officieel Van der Waeijen Pieterszen, mogelijk op aandrang van (jongere) broer Willem Cornelis, die -opgeleid aan de Teeken Akademie- in Den Haag in de bouwkunde carrière zou maken. Eenduidig werd het vervolgens niet: Waeijen en Waeyen werden door elkaar gebruikt. De schilder signeerde overigens zijn werken van voor die datum met ‘A. Pieterszen’ (bijna) ambtelijk correct.

Abrahams geboortehuis stond aan de Dam Zuidzijde (G 93 = nu 56) waar zijn vader kleermaker was.* Tussen 1831 en 1836 ging hij naar de Teeken Akademie, waar hij elk jaar de beste in zijn klas was. Zijn schildertalent ontwikkelde hij vanaf 1837 verder aan de Academie in Antwerpen, waar hij later zijn jongere plaatsgenoot Willem Jan van der Berghe onder zijn hoede zou nemen. 

De lezers van de Middelburgsche Courant van 10 oktober 1843 werden getrakteerd op een overgenomen Antwerpse recensie van een expositie aldaar met onder meer werk van Abraham Pieterszen. De journalist was onder de indruk van een wintergezicht, mogelijk het hierbij afgebeelde. Het jaar daarop was werk in Brussel te zien, wat trots door de Middelburgsche Courant gemeld werd. Ook in de jaren daarna bleef de krant berichten over het succes van Abraham in België.

In 1850 vond in hun geboortestad een expositie plaats van enkele schilderijen van (nu ook officieel) Van der Waeyen Pieterszen en Van den Berghe in het gebouw van de Teeken Akademie aan de St. Pieterstraat. Van 19 tot en met 24 augustus konden ‘honoraire leden en begunstigers’ het werk van de ex-leerlingen bekijken. Eind oktober 1855 werd dezelfde doelgroep uitgenodigd om gedurende enkele dagen in de academie een enkel werk van Van der Wayen Pieterszen te komen bekijken. 

Inmiddels was schilderen niet langer zijn hoofdbezigheid. Sinds 1844 was hij actief in de Protestantse Unie van België. Hij was een van de oprichters van de Vlaamsche Opleidingsschool te Laken, waar Vincent van Gogh in 1878 werd voorbereid op zijn evangelisatietaak in de Borinage. Van der Waeyen Pieterszen bleef met Van Gogh in contact tot zijn plotselinge dood in 1880. Hij was toen predikant in Sint-Maria-Horebeke, waar hij ook begraven is. 

*Dit was ook het geboortehuis van de schilder Toon Pluijmers (1910-1967) die een beurs van de Teeken Akademie genoot.

Arnold Wiggers

afbeelding: Portret van Abraham van der Waeyen Pieterszen te Westerloo door Johannes Tavenraat (1841), uit diens schetsboek – Rijksmuseum RP-T-1994-27-22(R)

Tekentalent met medische aspiraties

Nr. 13: Geboorteakte W.C.V[oorduin]. de Timmerman (1813, Moordrecht)
Nr. 668: Overlijdensakte W.C.V[oorduin]. de Timmerman (1836, Leiden)

Wie de lijsten met prijswinnende leerlingen van de Teeken Akademie zo eens doorloopt, zeker na de Franse tijd, komt zelden zonen uit de besturende bovenlaag tegen. Zeker in het begin lijkt het leerlingenbestand sociaal wat gemêleerder geweest te zijn. Na de bestuurlijke omwenteling in 1795 trokken de opperdirecteuren Van Citters en Van de Mandere zich terug. De eveneens uit de regentenstand afkomstige prijswinnaar Cornelis Duyvelaar was bij de uitreiking in dat jaar absent, wat door de dirigerende leden al ingecalculeerd was: zijn boek gaat naar een ander. 

Bij het 50-jarig bestaan stonden de grote namen van weleer weer gewoon tussen de honoraire (= donerende) leden, maar hun nageslacht volgden de cursussen niet meer. Des te opvallender is dan een dubbele naam zoals W.C. Voorduin de Timmerman die in 1827 de primus was in de hoogste klas naar prent. 

Willem Cornelis was in 1826 toegelaten op de Latijnse school, die nog tijdens zijn schoolperiode werd omgedoopt tot gymnasium. Hij was toen 13 jaar en zal ook in hetzelfde jaar een wintercursus op de Teeken Akademie gevolgd hebben, want hij mocht in september 1827 een prijs in ontvangst nemen. Hij moet beslist getalenteerd zijn geweest, anders zou hij niet in de hoogste klas naar prent hebben kunnen beginnen. Bovendien bleek hij de beste! Tussen de andere jongens zal deze jonge gymnasiast een uitzondering geweest zijn. Hoe kwam hij hier zo terecht?

Zijn vader was Willem de Timmerman (1766-1823) die te boek stond als graanhandelaar. Vermoedelijk had hij familierelaties met de Middelburgse familie De Timmerman, waarvan Pieter de Timmerman (1698-1753) handelaar en directeur bij de Commercie Compagnie een telg was. De dichteres Petronella de Timmerman was diens dochter (ca. 1723-1786). In 1795 trouwde Willem Johanna Maria Kroef (1770-1807) uit Vlissingen. Met haar had hij zeker een dochter. 

In 1811 vinden we hem met zijn nieuwe vrouw, Cornelia Voorduin (ca. 1784-1865), terug in Moordrecht waar hij maire is. In dit gezin was Willem Cornelis de oudste jongen en hij kreeg bij de geboorte inschrijving in juni 1813 als derde voornaam Voorduin mee. De ambtenaar van de burgerlijke stand was een collega maire dus dat zal wel geen enkele discussie opgeleverd hebben: W.C. Verduin de Timmerman. 

Moordrecht werd verlaten. In 1818 werd in Antwerpen een zoon geboren en mogelijk meer kinderen. Vader Willem stierf op 23 maart 1823 in deze stad en zijn weduwe trok ‘in gezegende positie’ met minstens 5 kinderen naar Middelburg, waar ze in augustus van een zoon beviel.

Voor zover het levenspad van de kinderen te volgen is, lijken ze behoorlijk terecht te zijn gekomen. Twee zonen brachten het tot directeur van een gasfabriek (Deventer en Leiden). En Willem Cornelis? In september 1831 deed hij zijn promotie naar de academische lessen, wat betekend zal hebben dat hij in het voorjaar in Leiden aan zijn studie medicijnen is begonnen. Zijn tekenvaardigheid zal hem van pas zijn gekomen, vermoed ik zo. Het kon niet verhinderen dat hij op 4 september 1836 kwam te overlijden, op 23-jarige leeftijd. 

Arnold Wiggers

De carrière gefnuikt

1873 moet een optimistisch jaar geweest zijn: de trein deed nu ook Middelburg aan en het Kanaal door Walcheren lag gereed om scheepvaart te ontvangen. Het kon niet anders, of de welvaart van weleer zou terugkeren, was het gevoel. 

Foto A. Preuninger, 09-06-1870 De leden van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) zijn per stoomboot uit Rotterdam aangekomen en vergaderden te Middelburg. Zij bezichtigden het stationsterrein en maakten een rit heen en weer naar Vlissingen in een trein samengesteld uit een locomotief en zand- en tenderwagens om de spoorweg- en havenwerken te zien. – ZB Bibliotheek van Zeeland, Beeldbank Zeeland recordnr. 13383

Burgemeester en Wethouders meenden dat het hoog tijd was om gemeentebouwmeester Cornelis Krijger te bedanken ‘voor de onder zijn opzicht gerealiseerde gemeentewerken’. Ze dachten met name aan de voltooiing van de omvangrijke spoor- en kanaalwerken, het aangelegde rioolstelsel en vernieuwingen aan bruggen en scholen. 45 bestekken en begrotingen voor een waarde van ƒ 330.000 had hij gemaakt en – niet onbelangrijk -de werken onder zijn opzicht waren zonder ongelukken of schade voor de gemeente gerealiseerd. B&W stelde de Gemeenteraad in de vergadering van 1 oktober voor Krijger ƒ 1.000 te offreren. Gezien het traktement van € 1.600 op jaarbasis een bijzonder royaal gebaar.

Een deel van de raad reageerde zuinigjes: Dat kon allemaal wel zijn, maar was er wel iets bijzonders verricht? Wat vond de commissie voor fabricage (gemeentewerken) er eigenlijk van? Die was tegen, zonder dat de bezwaren op papier waren gesteld. Commissielid Snijders gaf alvast een schot voor de boeg door te zeggen dat er ‘bezwaren van kieschen aard’ waren, die hij niet in het openbaar ging zeggen, maar wel aan een vertrouwelijk rapport wilde toevertrouwen. Bovendien werd opgemerkt dat de financiële situatie van de gemeentekas allesbehalve florissant was, wat wel niets met Krijger van doen had, maar toch.  

Dat rapport kwam er en in de zitting van 30 december 1873 werd over de toelage gestemd: de stemmen staakten. Uit de krant is over de inhoud van het rapport en de discussie niets te vinden. Dat wordt wel duidelijk uit de raadsvergadering van 21 januari 1874, waar een ingekomen brief van Cornelis Krijger ter tafel lag. Hij sprak van een ‘streelend genoegen’ om te mogen vernemen dat het dagelijks bestuur zo tevreden met hem was. Minder aangenaam was – zo schreef hij – dat de commissie van fabricage tegen was, want juist met deze commissie moest hij in de dagelijkse praktijk samenwerken. Hij had het rapport ingezien en verweerde zich tegen de bezwaren: te dure plannen, te weinig toezicht, waarin doorsijpelde dat hij zich met andere, niet gemeentelijke zaken bezighield en twijfels over het rioolsysteem. Hoe dan ook, hij bedankte voor een beloning. 

B&W reageerden met intrekking van het voorstel. Dat bracht het raadslid Van Hoek tot het indienen van een voorstel om de jaarwedde van de gemeentebouwmeester met ƒ 200 te verhogen. Een uiterst pijnlijke situatie voor zowel B&W als Krijger, zo analyseert de Zierikzeesche Courant op 28 januari, die opmerkt dat algemeen de klacht is dat stadsarchitecten slecht betaald krijgen. Logisch zo stelde de krant dat ze bijbaantjes nemen om een normaal burgerbestaan te kunnen hebben.

Voordat het nieuwe voorstel eind februari in stemming kwam nam ook nu Krijger het heft in eigen hand. Opnieuw schreef hij een brief naar de raad waarin hij gezien het voorafgaande bedankte voor een verhoging van zijn traktement.

Van Krijger vernemen we verder niet veel meer. Wel werd in een ingezonden stuk in september 1875 de loftrompet over Krijger gestoken vanwege de verbouwing van de school op de Wal. Of het hem opgemonterd heeft? Op 30 juni 1876 stierf hij na ‘langdurig borstlijden’, 46 jaar oud.

Arnold Wiggers

Vinden wat je niet zoekt: serendipiteit 

Hoe zag de gevel van de Teeken Akademie in de St. Pieterstraat er nu eigenlijk uit? Nou zo:

Foto van de achttiende-eeuwse ingangspartij en gevel van het Huis Goes, tussen 1840-1867 de huisvesting van de Teeken – Akademie en daarna van 1867-1909 de gemeentelijke Burgeravondschool, uit de zomer van 1909 vlak voor de afbraak – Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata, deel II, nr 0739

En zo gezien van de andere kant richting Gistpoort:

St. Pieterstraat, Burgeravondschool, ca. 1880 – Zeeuws Archief, Historisch-Topografische Atlas Middelburg (HTAM), nr ALBUM-1-10 / ZB, Beeldbank Zeeland recordnr. 71891

Op zoek naar afbeeldingen bij het slotartikeltje over Cornelis Krijger liep ik onverwacht tegen bovenstaande foto’s aan. De relatie met de Teeken Akademie was nog niet gelegd. In 1909 werd het rechter gedeelte van de gemeentelijke Burgeravondschool (vanaf 1867 de opvolger van de Teeken Akademie) afgebroken. Die school was inmiddels ondergebracht in het nieuwe gebouw van de Ambachtsschool op de Zuidsingel / Molenwater, geopend op 10 maart 1909. Het gebouw in de St. Pieterstraat schuin tegenover de Waalse kerk behoorde nu de Reservekas van de vrijzinnig hervormden toe, die overging tot gedeeltelijke herinrichting en afbraak. 

In 1910 zag de straatwand er zo. In het oog springt de Vrijzinnig Hervormde kerk rechts met de ingang (en een lange gang erachter) gelegen tussen de kerk en het overgebleven gedeelte van het oude gebouw met vooruitspringende kamer, nu gebruikt als woning, met in de achtervertrekken op de begane grond de aan de gang gelegen voorzaal en vergaderkamer en op de verdieping de vergaderzaal. In de bocht links de Rijks HBS naar (vermoedelijk) een ontwerp van Cornelis Krijger uit 1864.

Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata, Prentbriefkaarten, nr 2077
Foto uit de jaren ’30. Gelegenheid en gezelschap zijn onbekend – Zeeuws Archief, Historisch-Topografische Atlas Middelburg (HTAM), nr B-1398

De Vrijzinnig Hervormde kerk en het restant van het Huis Goes overleefden de brand van 17 mei 1940 niet. De poort met de tekst ‘Waar de Geest des Heeren is, aldaar is Vrijheid’ bleef gedurende de oorlog staan.

Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata, deel III, nr 1195-206
Ingangspartij van het voormalige Huis Goes in de Lange St. Pieterstraat, tussen 1840-1867 behuizing van de Teeken Akademie en van 1867-1909 van de gemeentelijke Burger Avondschool. In 1909 afgebroken en i.t.t. vermeldingen elders niet hergebruikt in het Postkantoor in de Lange Noordstraat dat in 1913 werd geopend – Zeeuws Archief, Historisch-Topografische Atlas Middelburg (HTAM), nr 274, naar een prent in een (onbekende) Franse uitgave.

Arnold Wiggers

Een carrière ontplooit zich

Sinds de vestiging van de Teeken Akademie aan de Lange Sint-Pieterstraat in 1840 was in het gebouw ook de Industrieschool gevestigd, een initiatief van Middelburgse afdelingen (‘departementen’) van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en de Vereeniging tot Bevordering van de Nijverheid èn de Teeken Akademie. Er werd onderwijs gegeven in reken-, meet- en werktuigbouwkunde. Nogal wat leerlingen van de Teeken Akademie bezochten ook de industrieschool, waarbij deze zich richtte op de jonge handwerkslieden. In de jaren 1861 en 1862 was Cornelis Krijger (1830-1876) hier docent voor het praktisch onderwijs. 

In juni 1862 kwam Krijgers bevordering van gemeenteopzichter tot gemeentebouwmeester. Van de 14 mogelijke stemmen in de gemeenteraad kreeg hij er 12; 2 stemmen waren blanco. Een dergelijk resultaat was aanleiding om hem uitgebreid te feliciteren, althans Cornelis liet in de krant van 12 juni weten dankbaar te zijn voor ‘de blijken van medeleven’ bij zijn benoeming. Onmiddellijk kon hij aan de slag met het nieuw te bouwen Gasthuis op het Noordpoortplein waarvoor hij het bestek en de tekeningen leverde op basis van het ontwerp van zijn voorganger Grauss. 

Met een dergelijke positie is het niet vreemd hem terug te vinden in meerdere organisaties die zich bezighielden met herdenkingen en andere volksvermaken, zoals de grote schilderijententoonstelling in 1866 in de bovenzaal van het stadhuis door de Vereeniging voor Volksvermaken, het latere Uit het Volk-Voor het Volk. 

Hierna kwamen de jaren dat Middelburg in rep en roer was vanwege de plannen rond en uitvoering van de spoor- en kanaalwerken. In 1867 bij de start van de werkzaamheden en in 1873 bij de voltooiing werden grote feesten aangericht met optochten, versieringen en illuminaties, waaraan Krijger meewerkte. De groots(t)e werken zoals het afbreken van onder meer de Vlissingse poort en de voormalige WIC-pakhuizen die moesten wijken en het graven van het kanaal vonden onder het toeziend oog van Krijger plaats.

Portretten van de 16 leden van de Commissie voor de feesten bij de aanvang der spoorweg- en kanaalwerken op Walcheren in 1867. Nr. 11 is Cornelis Krijger – Zeeuws Archief, KZGW ZI-IV-0458

Ondertussen moet hij bij het onderwijs betrokken zijn gebleven, of in ieder geval belangstelling hebben gehad voor de opleiding van jongeren. Op 30 augustus 1869 ging hij met 8 leerlingen van de Burgeravondschool en 2 leerlingen uit Goes voor een reis naar Amsterdam voor een bezoek aan de nijverheidstentoonstelling. 

Landelijk gonsde het rond 1870 van initiatieven om te komen tot bad- en zweminrichtingen, zo ook in Middelburg, waar in 1872 door de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen een commissie werd ingesteld. Die kwam met het idee om achter de Dampoort een dergelijke voorziening in de afgedamde vest te creëren. Gemeentebouwmeester Krijger was om advies gevraagd en hij meende dat inclusief opslagruimte en mogelijkheden tot het verversen van het water zoiets voor ƒ 8.550 te doen moest zijn. ’t Nut besloot eerst nog eens goed te kijken naar de exploitatie- en onderhoudskosten, waarna dit plan in een la verdween. Was het een veeg teken voor Krijgers carrière?

Arnold Wiggers

Stilstaan bij een portret

[anoniem], Cornelis Krijger (1830-1876), gemeentebouwmeester van Middelburg. Olieverf op doek – Zeeuws Museum, KZGW G1620-01 (zie ook KZGWonline)

Vaak zal hij niet tentoongesteld zijn, dat portret van Cornelis Krijger (1830-1876), ondanks de artistieke kwaliteit en de indrukwekkende lijst. Het schilderij is in augustus 1941 geschonken aan het Zeeuws Genootschap. Schenker was Jacob Jongepier uit Utrecht die wel kon vermelden dat de afgebeelde man Cornelis Krijger was, maar niet wie het geschilderd had. Het Genootschap was er blij mee, het betrof immers de Middelburgse gemeentebouwmeester tussen 1862 en 1876, het jaar waarin hij op 47-jarige leeftijd, blijkbaar na een zwaar ziekbed zo liet zijn weduwe weten, overleed. 

Cornelis was de jongste van 5 zonen van timmerman Gerrit Krijger en Adriana Jacoba de Koster. Het is dan ook niet vreemd om Cornelis op de Teeken Akademie terug te vinden. Vermoedelijk ging hij in het winterseizoen 1845-1846 voor het eerst naar de Teeken Akademie. Hij volgde tekenen naar ornament, waarmee jongens die iets in de bouw deden vaak begonnen. Hij sloot die leergang af als beste van de klas. Mocht hij verder gegaan zijn met tekenen naar prent en pleister, dan heeft hij daar niet in uitgeblonken. Dat deed hij wel vanaf 1850 in de bouwkunde, waar hij in september 1854 de grote zilveren medaille ‘vanwege de koning’ in ontvangst mocht nemen. Helemaal zeker dat het een en dezelfde Cornelis Krijger betreft, is niet met zekerheid te zeggen: het zijn wel erg veel jaren op de academie en er liepen tegelijkertijd meerdere jonge mannen met de naam Cornelis Krijger door Middelburg.

‘Onze’ Cornelis was bij het in ontvangst nemen van zijn onderscheiding bijna een half jaar getrouwd met de uit Zierikzee afkomstige Agatha Phaff (1824-1899). Het echtpaar zou kinderloos blijven. Zijn carrière maakte Cornelis bij de gemeente Middelburg. Hij werd aangesteld als gemeenteopzichter over de bouwwerken en promoveerde na het overlijden van Gerardus Hendrik Grauss in januari 1862 tot gemeentebouwmeester. Zou dat het moment zijn geweest waarop hij zich heeft laten portretteren? Naar de maatstaven van nu zou de dan 32-jarige er wel erg ouwelijk uitzien, maar omdat elk grijs haartje in zijn zorgvuldig gestileerde haardos ontbreekt, zal het niet ver uit de buurt zijn. Het kan ook uit 1866 stammen, toen het nieuwe Gasthuis aan het Noordpoortplein in gebruik werd genomen. Een ‘mega-klus’ met vele hobbels, die onder zijn opzicht tot een goed einde werd gebracht. Het was gebruikelijk dat de stadsarchitect ook architect bij de Godshuizen was, de instelling waaronder het Gasthuishuis viel. Ontwerper van het markante gebouw was Krijger niet. Het in neogotische stijl opgetrokken ziekenhuis dat reeds lang weer afgebroken is vloeide uit de tekenpen van zijn voorganger Grauss. De vormtaal van Krijger is nauw verwant aan die van Grauss, wat goed te zien is aan het voormalige gemeentehuis van Arnemuiden uit 1865. Een gevel met pinakels op de hoeken en kantelen die hij in enkele weken uit zijn mouw schudde. Een typisch geval van schnabbelen overigens, want wat doet de gemeentebouwmeester van Middelburg in de gemeente Arnemuiden? Dat bijverdienen zou nog een rol gaan spelen in een rel rondom Krijger die de beste man zwaar aangepakt zal hebben, waarover later meer.

Arnold Wiggers

Gasthuis aan het Noordpoortplein omstreeks 1900 naar het ontwerp van G.H. Grauss uit 1862 – Zeeuws Archief, KZGW Zelandia Illustrata, Collectie Prentbriefkaarten nr. 3425
(Voormalig) Gemeentehuis van Arnemuiden in de Langstraat naar een ontwerp van C. Krijger, 1865. Prentbriefkaart. Opname van de firma J. Torbijn van voor mei 1961 – Zeeuws Archief, Fotoarchief J. Torbijn, Goes, nr ARN-35

De gemeentebouwmeester Will

Ontwerp voor een gebouw bevattende kantoren voor den ijk van maten en gewichten benevens voor den waarborg van goud en zilverwerken te Middelburg. Steendruk naar een tekening van J.H. Will. Ca. 1878. In 1878 werd het Provoosthuis op de Dam Noordzijde dat hier stond afgebroken en werd dit gebouw gerealiseerd. Opening was in april 1879 – Zeeuws Archief, KZGW ZI-II-0454

De derde generatie Will, Johan Hendrik (1843-1890) sloot in 1863 zijn opleiding bouwkunde aan de Teeken Akademie af met de grote zilveren medaille vanwege de koning als primus bouwkunde. Na zijn opleiding was hij op verschillende plaatsen onder meer in Bergen op Zoom en Wemeldinge opzichter. Dat was hij ook in 1873 toen hij Aletta de Heer trouwde, maar dan in Vlissingen bij de hagelnieuwe spoorwegen. 

In die hoedanigheid nam hij najaar 1876 zitting in een vierkoppige commissie die een voordracht voor een nieuwe gemeentebouwmeester in Middelburg moest doen. Na een ziekbed was Cornelis Krijger na 14 jaar trouwe dienst overleden. Tijdens zijn afwezigheid was Krijger vervangen door gemeenteopzichter J.C. van der Hell, die ook in de commissie zat. Dan waren er nog twee heren van buiten: F.E van Erkel uit Dordrecht en J.P. Rozendaal uit Arnhem. Belangstelling voor de functie was er voldoende volgens de Terneuzensche Courant van 2 september 1876: meer dan 30 gegadigden hadden zich aangemeld. In de raadsvergadering van 29 september moest de commissie melden dat ze er nog niet uit waren. Tijdens de raadsvergadering van 12 oktober lag dan toch een voordracht ter tafel waaruit de achttien raadsleden kiezen: Van Erkel, Van der Hell en Will. Nadat Van der Hell tweemaal weliswaar de meeste stemmen had gehaald, maar geen meerderheid, werd besloten te stemmen tussen de nummers 1 en 2: Van der Hell en Will. De laatste kreeg met 8 stemmen 1 stem meer dan Van der Hell en werd de nieuwe gemeente bouwmeester. Het verschil werd gemaakt door een ongeldige stem. We mogen hopen dat de verhouding tussen gemeente bouwmeester en gemeenteopzichter niet onder deze stemming heeft geleden …

Het traktement (of zoals het ook nog werd genoemd: jaarwedde) bedroeg ƒ 1600, evenveel als de burgemeester ontving, wat wel geen voltijdsbaan zal zijn geweest. De gemeenteopzichter stond jaarlijks voor ƒ 1500 in de boeken. De gemeentesecretaris ontving ƒ 2000 en was daarmee de bestbetaalde gemeentelijke ambtenaar. Voor 1882 hadden burgemeester en wethouders een verhoging tot ƒ 2000 van het jaargeld voor de gemeentebouwmeester op de begroting gezet om hem daarmee op het niveau van de directeur van de gasfabriek te brengen.

Raadslid Snijders was het hier niet mee eens. Dit zou de titularis een verkeerd signaal geven, als werd hij beloond. Snijders betoogde dat Will onbehoorlijk met zijn ondergeschikten omging, inwoners onheus bejegende, niet correct met aannemers omging en zijn ontwerpen en toezicht dringend verbetering benodigden. Hij vond hem niet onafhankelijk genoeg, waardoor de gemeente niet de kwaliteit kreeg waar naar gestreefd moest worden. Tenslotte betichtte hij Will ook nog van ‘beunhazerij: hij deed karweitjes voor derden. ‘Ik heb mij bij de benoeming van J.H. Will tot gemeentelijk bouwmeester schromelijk vergist, zo sprak hij. De verhoging ging desalniettemin toch door.

Van Will is onder meer het ontwerp van het Tentoonstellingsgebouw op het terrein van het Schuttershof uit 1887. Bij de opening kreeg hij veel lof toegezwaaid over het ontwerp, waarbij naar buitenlandse voorbeelden was gekeken. Dat het gebouw uiteindelijk niet voldeed lag gedeeltelijk aan de uitvoering (lekkende ramen), maar nog meer aan een gebrekkige programmering. 

Met Johan Hendrik Will kwam de reeks bouwkundigen van de familie Will tot een einde: zijn zoon George Jacob werd bloemist te Terneuzen.

Arnold Wiggers

Foto J. Bitter, Dam (Noordzijde) 37 (met Simca 1300/1500), 1976-03-09 – ZB Beeldbank Zeeland recordnr 65959
Foto H. Roelse, Dam Noordzijde met links het Provoosthuis (dubbele pand) en rechts het Huis St. Jan (nu Dam 39), ca. 1870 – ZB Beeldbank Zeeland recordnr. 550